Arbeidshof Brussel (Franstalig), 28 februari 2024

28 februari 2024
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Racisme
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Arbeidshof

Een vrouw solliciteert voor een job onder haar eigen naam en onder een fictieve naam. Ze ontvangt telkens een verschillend antwoord en meent daarom dat er sprake is van discriminatie op basis van het beschermd kenmerk nationale of etnische afstamming. Het arbeidshof oordeelt evenwel dat andere elementen het verschil in behandeling afdoende kunnen verklaren. Het arbeidshof wijst de discriminatievordering af omdat onvoldoende werd aangetoond dat de nationale of etnische afstamming mee een rol speelde.

Datum: 28 februari 2024

Instantie: arbeidshof Brussel

Criterium: racisme

Actiedomein: werk

De feiten   

Op 25 juli 2017 solliciteert een vrouw onder haar eigen naam (Tatiana X.) bij een bedrijf voor de functie van client advisor payroll. Ze krijgt bericht dat ze niet in aanmerking komt voor de functie, maar dat ze wel wordt opgenomen in de rekruteringsreserve. Tatiana X. krijgt daarna nog twee vacatures toegestuurd van het bedrijf.

Op 1 augustus 2017 solliciteert de vrouw opnieuw voor dezelfde functie, maar ditmaal onder een fictieve naam (Caroline Y.). Ze krijgt bericht dat ze in aanmerking komt voor de functie. Omdat een andere kandidaat wordt aangeworven, wordt ze uiteindelijk niet uitgenodigd voor een gesprek. Ze wordt wel opgenomen in de rekruteringsreserve. Caroline Y. krijgt daarna nog vier vacatures toegestuurd van het bedrijf.

De sollicitatiebrieven die de vrouw instuurde geleken inhoudelijk sterk op elkaar. Het enige opmerkelijke verschil in de brieven was de nationale of etnische afstamming van Tatiana X. en Caroline Y. De vrouw meende daarom dat ze direct werd gediscrimineerd op basis van haar nationale of etnische afstamming.

Beslissing

Het arbeidshof bevestigde het vonnis van de arbeidsrechtbank van Brussel van 22 april 2020 en oordeelde dat de vrouw niet werd gediscrimineerd op basis van haar nationale of etnische afstamming.

Het arbeidshof kwam tot dit besluit op basis van vier elementen:

  1. Het verschil in behandeling was volgens het arbeidshof minimaal. Het enige verschil was dat Tatiana X. meteen een negatief antwoord kreeg en dat Caroline Y. eerst een positief antwoord kreeg (maar uiteindelijk ook niet werd uitgenodigd voor een gesprek). Het arbeidshof leidde hieruit af dat er een hogere bewijslast rustte op de vrouw om een vermoeden van discriminatie aan te tonen.
  2. Naast de nationale of etnische afstamming van Tatiana X. en Caroline Y. waren er nog andere inhoudelijke verschillen in de sollicitatiebrieven. Bovendien had Caroline Y. een ander lettertype gebruikt en een betere structuur aangebracht in haar sollicitatiebrief.
  3. De sollicitatiebrief van Tatiana X. werd op een ander ogenblik ingestuurd dan de sollicitatiebrief van Caroline Y. Beide sollicitatiebrieven werden door het bedrijf bekeken in een andere context. Elke dag werden verschillende sollicitatiebrieven beoordeeld. Op dat dag dat de sollicitatiebrief van Caroline Y. werd beoordeeld had het bedrijf een reeks weinig overtuigende sollicitatiebrieven ontvangen van andere kandidaten.
  4. Ten slotte was er volgens het arbeidshof geen concreet en pertinent element dat toeliet om aan te nemen dat het beschermd kenmerk nationale of etnische afstamming bepalend was geweest om de kandidatuur van Tatiana X. niet te aanvaarden.

Volgens het bedrijf was het gebruik van een fictieve naam in strijd met artikel 231 van het Strafwetboek. Het arbeidshof verwees naar een arrest van het Hof van Cassatie van 16 december 2021 (nr. C.18.0314.N): “Behoudens wanneer de wet uitdrukkelijk anders bepaalt, kan het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in burgerlijke zaken slechts worden geweerd indien de bewijsverkrijging de betrouwbaarheid van het bewijs aantast of indien hierdoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht.” Het arbeidshof oordeelde dat de betrouwbaarheid van het bewijs niet was aangetast want er was geen discussie over de inhoud van de twee kandidaturen die aan het bedrijf werden gestuurd.

Aandachtspunt

Volgens het arbeidshof was er geen concreet en pertinent element dat toeliet om aan te nemen dat het beschermd kenmerk nationale of etnische afstamming bepalend was geweest om de kandidatuur van Tatiana X. niet te aanvaarden.

Uit de voorbereidende werken blijkt nochtans dat het beschermd kenmerk niet bepalend moet zijn, of het enige kenmerk moet zijn op basis waarvan de nadelige behandeling plaatsvindt: “Van zodra er echter discriminatie in het spel is, met andere woorden, van zodra een beschermd criterium heeft meegespeeld bij de ongunstige behandeling, ontstaat er schade die, volgens het Hof van Justitie, ook aanleiding dient te geven tot vergoeding. Het feit dat de persoon ook op andere niet discriminatoire gronden aan het verschil in behandeling onderworpen zou zijn geweest, doet nog steeds volgens het Hof van Justitie, geen afbreuk aan de discriminatie, en aan het feit dat deze aanleiding geeft tot schade, en bijgevolg, ook schadevergoeding” (Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2720/9, blz. 59).

Unia was betrokken partij.

Afgekort: Arbh. Brussel (Fr.), 28-12-2024 – rolnummer 2020/AB/436