Arbeidsrechtbank Gent, afdeling Aalst, 8 februari 2023

8 februari 2023
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Andere gronden
Gerechtelijk arrondissement: Oost-Vlaanderen
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank

Een vrouw werd op haar eerste werkdag bij een verzekeringsmakelaar ontslagen omwille van een erfelijk gebitsprobleem. De voorzitter van de arbeidsrechtbank oordeelde dat “met betrekking tot de fysieke eigenschap het argument dat de werknemer omwille van zijn uiterlijk negatieve reacties uitlokt bij klanten of collega’s, niet als legitiem doel kan worden beschouwd om een onderscheid te rechtvaardigen”.

Datum: 8 februari 2023

Instantie: arbeidsrechtbank Gent, afdeling Aalst

Criterium: fysieke of genetische eigenschap

Domein: arbeid

De feiten 

De 35-jarige vrouw kwam na verschillende selectiegesprekken als meest geschikte kandidaat uit de bus voor de functie van administratief bediende bij een verzekeringskantoor. Volgens de toenmalige COVID-19-regels droeg iedereen tijdens de sollicitatiegesprekken een mondmasker.  Toen zij op haar eerste werkdag tijdens de koffiepauze haar mondmasker even afzette, zag de kantoorverantwoordelijke voor het eerst dat zij een afgebrokkeld gebit had door een erfelijke aandoening (amelogenesis imperfecta). De zaakvoerders vroegen haar na de middagpauze om een document te ondertekenen om haar contract met wederzijdse toestemming te beëindigen omdat het vertrouwen weg was. Ze had haar gebitsprobleem volgens de zaakvoerders spontaan ter sprake moeten brengen tijdens de sollicitatiegesprekken omdat zij soms aan de balie zou moeten zitten en dit geen toonbeeld was naar de klanten toe.

Beslissing

De vrouw vroeg om de forfaitaire schadevergoeding zoals voorzien in de antidiscriminatiewet toe te kennen (artikel 18, § 2, 2° antidiscriminatiewet). Unia vroeg de om staking te bevelen van de vastgestelde discriminatie (artikel 20, § 1 antidiscriminatiewet).

Verschillende elementen wezen op een vermoeden van discriminatie. De werkgever kon niet aantonen dat er geen discriminatie was. De vrouw kreeg de wettelijk voorziene forfaitaire schadevergoeding van zes maanden bruto-loon.

Op vraag van Unia gebood de voorzitter van de arbeidsrechtbank de werkgever om de discriminatoire praktijk te stoppen en in de toekomst geen andere werknemers meer te ontslaan omwille van een fysieke of genetische eigenschap (collectief stakingsbevel).

Aandachtspunten

  • De voorzitter van de arbeidsrechtbank weerhield discriminatie op basis van een fysieke of genetische eigenschap (randnr. 18). Werkgevers mogen een verzorgd voorkomen vragen aan hun werknemers, zeker als er ook klantencontact is, maar dit mag er niet toe leiden dat sollicitanten of werknemers lichtzinnig uitgesloten worden omwille van een fysieke of genetische aandoening die ze niet of niet helemaal onder controle hebben zoals bijvoorbeeld gebits- of huidaandoeningen (littekens, een opvallende moedervlek), lichaamslengte, vergroeiingen, over- of ondergewicht …
  • De voorzitter van de arbeidsrechtbank bevestigde dat de vordering tot vaststelling van discriminatie, de vordering tot forfaitaire schadevergoeding en de vordering tot staken onlosmakelijk verbonden zijn, maar elk afzonderlijk op hun ontvankelijkheid en gegrondheid moeten worden beoordeeld (randnr. 11).
  • De voorzitter van de arbeidsrechtbank bevestigde dat voor het vastleggen van de forfaitaire schadevergoeding van zes maanden bruto-loon niet alleen rekening moet worden gehouden met het vast maandloon, maar ook met de voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst (zoals maaltijdcheques, vakantiegeld …) (randnr. 26).

Unia was betrokken partij.

Afgekort: Arb.rb. Gent, afd. Aalst, 08-02-2023