Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 3 mei 2023

3 mei 2023
Actiedomein: Politie en justitie
Discriminatiegrond: Racisme
Gerechtelijk arrondissement: Antwerpen

In een WhatsApp groep werden tal van, racistische, kwetsende en agressieve uitspraken gedaan, onder meer over collega’s. De leden van de WhatsApp groep behoorden tot een dienst die instond voor de overbrenging van gedetineerden. De correctionele rechtbank oordeelde dat er sprake was van pesterijen op het werk, maar niet van discriminatie tijdens de ambtsuitoefening.

De feiten 

De beklaagden in deze zaak maakten deel uit van een dienst die instond voor de overbrenging van gedetineerden. De dienst bestond uit leden van de politie en van het veiligheidskorps. Enkele leden van de dienst hadden een WhatsApp groep opgericht. Een onderzoek van de Dienst Intern Toezicht van de lokale politie Antwerpen bracht aan het licht dat een deel van de berichten racistisch getint was en vol stond met kwetsende en agressieve uitspraken. Enkele leden van de dienst meldden zich als slachtoffer van pesterijen op het werk en/of racisme en discriminatie. 

Uiteindelijk werden 29 beklaagden vervolgd voor de correctionele rechtbank. Unia was geen betrokken partij. 

Juridische kwalificatie 

Het openbaar ministerie had de beklaagden vervolgd voor de volgende tenlasteleggingen:    

  • Discriminatie tijdens de ambtsuitoefening (artikel 23, 1e lid Antiracismewet). 
  • Geweld en pesterijen op het werk (artikel 119 Sociaal Strafwetboek en artikel 32bis, 1e lid Welzijnswet) 

Beslissing 

De correctionele rechtbank sprak alle beklaagden vrij voor de tenlastelegging van discriminatie tijdens de ambtsuitoefening. Volgens de rechtbank impliceert de zinsnede “in de uitoefening van hun ambt” dat het moet gaan om discriminatie in de relatie tussen ambtenaren en burgers (‘verticale relatie’). De betrokkenen moeten handelen als ambtenaar en niet als privépersoon. Dat was hier niet het geval. 

Wat betreft de tenlastelegging van geweld en pesterijen op het werk, sprak de correctionele rechtbank dertien beklaagden vrij. Vijf beklaagden kregen hiervoor een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van 4.800 euro (beide met drie jaar uitstel). Eén beklaagde kreeg een geldboete van 3.600 euro (met drie jaar uitstel). Zes beklaagden kregen een geldboete van 4.800 euro (met drie jaar uitstel). Vier beklaagden kregen de gunst van de opschorting van de uitspraak van de veroordeling.  

De beklaagden werden niet vervolgd voor het aanzettingsmisdrijf uit artikel 20 Antiracismewet. Niettemin merkt de correctionele rechtbank op dat louter beschouwende uiteenzettingen – hoe scherp, vernederend of polemisch ook – niet onder deze bepaling vallen. Er moet sprake zijn van het aanzetten (oproepen) van derden tot discriminatie, haat of geweld en dit met een bijzonder opzet. 

De Liga voor Mensenrechten had zich burgerlijke partij gesteld op basis van de eerste tenlastelegging. Gelet op de vrijspraak voor dit misdrijf werd deze burgerlijke vordering ongegrond verklaard. Aan de andere burgerlijke partijen werden schadevergoedingen toegekend (gaande tot een bedrag van 10.000 euro).  

Aandachtspunten 

  • Er bestaat bijzonder weinig rechtspraak over het misdrijf van discriminatie door ambtenaren (art. 23 van de Antiracisme- en Antidiscriminatiewet). Dit vonnis verduidelijkt enkele aspecten van dit misdrijf. Een uitgebreidere bespreking is te vinden in dit artikel van onze collega Paul Borghs.  
  • In 2020 liet Unia een onderzoek uitvoeren naar het identificeren en aanpakken van misbruiken bij politionele selectiviteit. Hoewel deze problematiek verschilt van de bovenvermelde feiten zijn bepaalde onderzoeksvaststellingen  ook in deze context relevant. Zo werd onder meer gewezen op het belang van de beroepscultuur, intervisie en klachtenafhandeling.