Rechtbank eerste aanleg Oost-Vlaanderen, correctionele afdeling Gent, 17 februari 2021

17 februari 2021
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Racisme
Gerechtelijk arrondissement: Oost-Vlaanderen

Een man postuleert als chauffeur voor een ziekenwagen en krijgt een intern bericht waarop duidelijk vermeld staat: ‘geen vreemdelingen’. Daarna gaat hij aan de slag als chauffeur bij een openbare vervoersmaatschappij.

Datum: 17 februari 2021

Instantie: Rechtbank eerste aanleg Oost-Vlaanderen, correctionele afdeling Gent

Criterium: racisme

De feiten

Op 4 december 2019 stuurde meneer V. via de website van de VDAB zijn CV naar een ambulancebedrijf, dat een chauffeur voor ziekenvervoer zocht. De sollicitant, met Belgische nationaliteit, vermeldde in zijn CV zijn familienaam en geboorteplaats die zijn Oost-Europese origine aangaven. De zaakvoerster dacht dat ze een antwoord stuurde naar een  VDAB-medewerker, maar in werkelijkheid belandde haar reactie bij de sollicitant: “Vreemdeling, 22 jaar, géén ervaring, dus onnodig mij dit door te sturen. Geen vreemdelingen, geen mensen zonder ervaring en geen vrouwen met jonge kinderen, dat is op voorhand gedoemd om te mislukken.”

Meneer V. had echter wel degelijk ervaring. Hij volgde een opleiding autotechniek en werkte diverse jaren als mecanicien en koerier. Ondertussen is hij aan de slag als chauffeur bij een vervoersbedrijf. Toen hij bij het ambulancebedrijf solliciteerde, waren er daar diverse werkaanbiedingen, ook voor chauffeurs die nog geen ervaring hadden en die intern zouden worden opgeleid. 

Unia was burgerlijke partij in deze zaak.

Juridische kwalificatie  

De beklaagde, de zaakvoerster, werd vervolgd voor het opzettelijk discrimineren, op vlak van arbeidsbetrekkingen, op basis van raciale criteria (artikel 25 van de Antiracismewet van 30 juli 1981).

Beslissing  

De correctionele rechtbank achtte de feiten bewezen en veroordeelde de zaakvoerster, tot betaling van een effectieve geldboete van 4.000 euro.

De beklaagde riep ter verdediging in dat buitenlanders vaak onvoldoende kennis van het Nederlands hebben en dat de werktijden voor hen vaak moeilijk zijn omwille van hun godsdienst.

Volgens de rechtbank kan de kennisvereiste van een taal geen rechtvaardiging vormen voor een "categorieke en voorbehoudsloze uitsluiting van alle vreemdelingen". De verklaring betreffende de godsdienst was een bijkomend bewijs van de discriminerende houding van de beklaagde en toonde het opzettelijke karakter ervan aan.

De rechtbank stelde het volgende: “De beklaagde maakte zich schuldig aan discriminatie bij de aanwerving van personeel door lukraak en vooringenomen mensen van vreemde afkomst uit te sluiten van de selectieprocedure. Diversiteit op het werk is nochtans cruciaal in een democratische maatschappij. Dit bereik je alleen met een correcte aanwervingsprocedure die screent op competenties en niet vertrekt van stereotypering, racisme en uitsluiting van bepaalde mensen of groepen van mensen.”

De zaakvoerster en het ambulancebedrijf, als burgerrechtelijk aansprakelijke partij, werden eveneens veroordeeld tot de betaling van één euro morele schadevergoeding aan Unia.

Aandachtspunten

Unia heeft slechts kennis van één andere strafrechtelijke veroordeling, op basis van de Antiracismewet, van een werkgever die opzettelijk discrimineerde op grond van origine. Deze beslissing herinnert er dus aan dat discriminatie op basis van de criteria uit de Antiracismewet op het werk strafbaar is wanneer zij met opzet wordt begaan.

Unia zal nu het slachtoffer en diens vakbond bijstaan om in een burgerlijke procedure voor de arbeidsrechtbank ook een schadevergoeding te bekomen.

Unia informeerde het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen omdat de zaakvoerster ook aangaf ‘geen vrouwen met jonge kinderen’ als kandidaat te zullen overwegen. Het Instituut stelde een stakingsvordering in om de discriminatie op basis van geslacht en moederschap te doen ophouden. Die zaak is nog hangende.   

Unia was betrokken partij.

Afgekort: Rb.1ste A. Oost-Vlaanderen, Gent, Corr., 17-02-2021