De antiracismewet op een kruispunt

30 juli 2007
Discriminatiegrond: Racisme

Deze tekst van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding is opgestuurd naar de pers ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van de antiracismewet (30 juli 1981 – 31 juli 2006)

Op 30 juli is de antiracismewet 25 jaar oud. Tijd om achterom te kijken én vooruit te kijken.

Deze wet vormt ontegensprekelijk een belangrijk instrument, maar lost niet alles op. Sensibilisering en vorming tot wederzijds respect blijven nodig.

Het duurde meer dan 20 jaar en vergde in de loop van de jaren 60 en 70 de neerlegging van verschillende wetsvoorstellen eer België zich een wetgeving aanmat die kaderde binnen de internationale verplichtingen, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties over de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. Het eindresultaat is de “wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden”.

Het heeft bijna evenveel tijd en wetswijzigingen gekost eer deze wet vertrouwde materie werd voor politie en gerechtelijk apparaat. Pas nu kan men spreken van een betekenisvolle toepassing van de principes uit deze wet en van voldoende aandacht voor het fenomeen ‘racisme’. Daarvoor waren volgende stappen nodig: oprichting van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (1993); definitie van de discriminatie, verzwaring van de straffen en bestraffing van raciale discriminatie bij tewerkstelling (1994); bevoegdheid van de correctionele rechtbank voor racistische persmisdrijven (1999); invoering van de verwerpelijke beweegreden als verzwarende omstandigheid en invoering van een burgerlijke procedure om een einde te stellen aan de discriminaties (2003);...

Niet alle bepalingen van deze wet kenden een even succesvolle ontwikkeling. Rond bepaalde artikelen is er rechtspraak ontwikkeld die duidelijk aangeeft wat een samenleving toelaatbaar vindt en wat niet. Wat duidelijk niet kan is: aanzetten tot discriminatie, haat of geweld (bv: racistische of xenofobe beledigingen die in het openbaar worden geuit); publiciteit geven aan zijn voornemen tot discriminatie; behoren tot een groep die discriminatie of rassenscheiding bedrijft of verkondigt (bv: een partij die haar propaganda afstemt op verwerping en vreemdelingenhaat); discriminatie in het aanbieden van goederen of diensten (bv: toegang weigeren tot een dancing omwille van iemands afkomst of huidskleur).

Andere bepalingen daarentegen, en we denken hierbij in het bijzonder aan de discriminatie inzake tewerkstelling, waren slechts sporadisch voorwerp van rechtspraak. Dit betekent evenwel niet dat de wet op dit vlak geen enkele invloed heeft, zelfs als slechts een bijzonder klein aantal klachten of situaties uitmonden in een rechtsgeding. Zo mag men niet uit het oog verliezen dat sociale partners tal van preventieve maatregelen nemen in het verlengde van de wet (bv: inlassing van non-discriminatieclausules in verschillende types van reglementen, invoering van diversiteitsplannen,…) en dat tal van conflicten worden opgelost door overleg, onderhandelingen, bemiddelingen of de tussenkomst van interne instanties.

De antiracismewet bevindt zich vandaag op een kruispunt. Sinds 1981 heeft onze maatschappij een hele evolutie doorgemaakt. Men voelde de noodzaak om andere vormen van discriminatie te bestrijden (handicap, leeftijd, seksuele geaardheid,…); er was de verplichting tot omzetting van Europese richtlijnen; er is de wens om de verschillende wetgevingen te harmoniseren en zo discriminatie tussen de verschillende discriminatiegronden te vermijden.

Het is binnen deze tijdsgeest dat de Ministerraad in mei drie voorontwerpen van wet (één voor gender, één voor raciale discriminaties en één voor alle andere discriminaties) in eerste lezing heeft aangenomen. Deze ontwerpen voeren een belangrijke wijziging in: er wordt een forfaitaire schadevergoeding gekoppeld aan de burgerlijke procedure. Slachtoffers van discriminatie zowel op het vlak van tewerkstelling als op het vlak van toegang tot goederen en diensten zouden hierdoor een betere bescherming moeten krijgen. Maar tegelijkertijd worden discriminaties, ingegeven door racisme of xenofobie, binnen de sfeer van tewerkstelling en toegang tot goederen en diensten uit het strafrecht gelicht.

Deze wijziging verdient een grondige analyse die ons hier te ver zou leiden. De wijziging duidt op een verschuiving: er gaat meer aandacht naar de discriminatie zelf in plaats van naar de dader en zijn motief; van een systeem dat strijdt tegen racisme en xenofobie naar een systeem dat strijdt tegen discriminaties.

Welke ook de bedoeling is, het blijft voorlopig koffiedik kijken welk succes de burgerlijke procedure en de forfaitaire schadevergoeding zal kennen. Gesterkt door de ervaring met de wet van 1981 zou het Centrum idealiter wensen dat de twee procedures, de strafrechtelijke en de burgerrechtelijke, een tijdje naast mekaar kunnen bestaan, zodat hun efficiëntie en impact als het ware kan gemeten worden.

De gemaakte keuze is een echte uitdaging, waarbij we moeten zorgen om wat verworven is niet te verliezen en waarbij we nieuwe instrumenten moeten ontwikkelen om slachtoffers van racisme te geven waar ze recht op hebben.

De strijd tegen racisme en discriminaties heeft de laatste 25 jaar een sterke plaats
verworven in de samenleving en in het beleid. Racisme en discriminatie zijn niet verdwenen, maar gelukkig genieten de slachtoffers van een toenemende aandacht en worden de gevolgen ervan voor de hele samenleving ernstig genomen.

Jozef DE WITTE en Patrick CHARLIER

De auteurs zijn respectievelijk Directeur en Coördinator bij het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding

Vergelijkbare artikels