De zomerinterviews: Bambi Ceuppens

21 augustus 2013
Discriminatiegrond: Racisme

Bambi Ceuppens is doctor in de antropologie en verbonden aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren. Het oordeel dat ze in '20 jaar actie. 20 standpunten' uitspreekt over twintig jaar diversiteits- en integratiebeleid in België is streng: we leven vandaag in een context van ‘superdiversiteit’, maar het debat over de omgang daarmee wordt niet ten gronde gevoerd, vindt ze. Ook over de toekomst is Ceuppens niet meteen optimistisch. “Het zou al heel wat zijn mocht de federale regering in haar beleidsverklaring erkennen dat België een migratieland is.”

“Als je kijkt naar de nationale achtergrond van mensen is België nog nooit zo divers geweest”,  zegt Bambi Ceuppens. “Maar tezelfdertijd is dat nog nietecht doorgedrongen in de publieke opinie. Mensen weten misschien wel dat we in een multiculturele samenleving leven, maar ik denk dat de modale Belg zich bij die diversiteit nog altijd eerder een moslim voorstelt dan een latino of iemand uit Sub-Saharisch Afrika. En als die diversiteit al erkend wordt, dan speelt ze zich voor de meeste mensen af in grote steden zoals Antwerpen. Ook al leven er mensen van buitenlandse origine onder elke Vlaamse kerktoren.”

“We bevinden ons vandaag in een situatie die men in de wetenschappelijke literatuur ‘superdiversiteit’ noemt: een migratiecontext waarin mensen uit alle vier windstreken naar België komen en een heel verschillend parcours afleggen”, legt Ceuppens uit. “Mensen die niet noodzakelijkerwijze meer komen met het idee van hier gedurende enkele decennia een carrière uit te bouwen en dan opnieuw naar huis te gaan. Vandaag komen er asielzoekers, en ook hoe langer hoe meer mensen in het kader van gezinshereniging.”

Het gaat dus niet meer op om het debat te beperken tot die vroegere zogenoemde gastarbeiders, stelt Ceuppens. “Dat was de eerste generatie. Mensen die over het algemeen ofwel analfabeet waren, ofwel heel laagopgeleid. Mensen die hun sociale standaard en levensstatus gevoelig konden verhogen en daarvoor hebben gewerkt. De problemen zijn eigenlijk gegroeid met de tweede generatie, in een context van economische crisis, waarin het veel moeilijker was om werk te vinden.”

“Daarbij komt dat het zelfbeeld van de generatie die hier opgroeit, heel anders is dan dat van de eerste generatie, die elders opgroeide”, merkt Ceuppens op. “Dat is een element dat heel vaak terugkomt in gesprekken met jongere migranten. De ouders zien zichzelf als gasten, en vinden dat ze niet te veel eisen mogen stellen. De kinderen zien zichzelf daarentegen als burgers, al dan niet met Belgische nationaliteit, en pikken veel dingen niet die hun ouders wél aanvaard hebben. Andere migranten, zoals vluchtelingen uit Sub-Saharisch Afrika en vele Aziatische landen, hebben vandaag soms al één of meer universitaire diploma’s, die ze hier niet erkend krijgen. En dan moeten ze letterlijk gaan werken als poetsvrouw. Dus zij vallen sterk terug in sociale status, in plaats van op te klimmen, zoals hun ouders. Uiteraard creëert dat problemen.”

Slechtste leerling

“Er is heel veel onderzoek dat aantoont dat België zowat de slechtste leerling van de klas is onder de industriële landen als het erop aankomt om mensen van buitenlandse origine te integreren op de arbeidsmarkt”, legt Ceuppens uit. “Nergens is ook de kloof tussen leerlingen van binnenlandse en leerlingen van buitenlandse afkomst zo groot. Die cijfers zijn algemeen bekend, maar tot nader order hebben noch de regionale overheden, noch de federale overheid daar een effectief beleid rond ontwikkeld. Neem nu het debat rond anonieme sollicitaties: af en toe wordt er weleens gediscussieerd, maar de discussie gebeurt niet ten gronde. En uiteindelijk gebeurt er beleidsmatig niets.”

Is er dan helemaal geen politieke visie op onze omgang met multiculturaliteit? “Ik vrees dat er juist een heel duidelijke visie is over hoe we die samenleving zien”, denkt Ceuppens, “en dat die neerkomt op assimilatie. En misschien zelfs meer dan vroeger, omdat die assimilatie-idee vandaag ingepast is binnen een nieuw-liberale visie waarin flexibiliteit het hoogste goed is. Iedereen moet flexibel zijn. Op de arbeidsmarkt moet je flexibel zijn, maar het beperkt zich niet tot het economische: ook in de culturele sfeer moet je flexibel zijn. Dus vanuit diezelfde perceptie moet je je eigen cultuur opgeven. Men verwacht voortdurend dat je je aan veranderende omstandigheden aanpast. Het is vandaag onaanvaardbaar dat mensen misschien wel hun hele leven willen doorbrengen in hetzelfde bedrijf. Net zo goed als het idee dat je op de een of andere manier wil vasthouden aan bepaalde opvattingen of waarden die je Marokkaanse ouders of grootouders hebben doorgegeven. Neen, dat moet je nu allemaal – in naam van die flexibiliteit, het hoogste goed – opgeven. En ik ben niet al te optimistisch dat dat in de nabije toekomst gaat verbeteren. Ik zie alleszins heel weinig sporen die mij de indicatie geven dat men bezig is met een omslag.”

“Kijk naar de eindeloze discussies rond de hoofddoek, of rond het feit of kinderen van buitenlandse origine op de speelplaats al dan niet hun eigen taal mogen spreken. Of we ze niet zo jong mogelijk naar school moeten sturen zodra ze twee en een half zijn, zodanig dat ze toch maar zo vlug mogelijk het Nederlands oppikken - zelfs al kunnen ze wettelijk niet verplicht worden. Enzovoort. Terwijl alle kennis die kinderen al opgedaan hebben van hun moedertaal wordt beschouwd als een ballast, als iets onnodigs. Men heeft nog altijd de neiging om wat migranten meebrengen aan kennis – taalkundig, cultureel, qua ervaring, enzovoort – te zien als iets negatiefs, ofwel als iets dat niet bestaat. Wanneer ze hier komen, moeten ze van nul beginnen.”

Het beleid holt altijd achter de feiten aan, vindt Ceuppens: “Het zou al heel wat zijn, zij het alleen symbolisch, als een federale regering zelfs maar in haar beleidsverklaring zou kunnen stellen: ‘België is een migratieland, we moeten daar rekening mee houden, we hebben een beleid op  langere termijn nodig.’ Maar dat gebeurt niet. Niemand had de val van de Berlijnse Muur zien aankomen. Vanzelfsprekend had ook niemand zien aankomen welke enorme migratiestromen dat zelfs op mondiaal vlak zou meebrengen.”

Mentale grenzen

“De cijfers zijn er”, onderstreept Ceuppens. “Er is een grote economische kloof, een kloof op vlak van tewerkstelling, schoolachterstand, enzovoort. Maar er zijn natuurlijk ook de subjectieve gevoelens, die een reële weerslag hebben. Als mensen zich uitgesloten voelen, kan dat inderdaad consequenties hebben voor hun verdere integratie. Dan kunnen zij de reflex ontwikkelen: ‘Als jullie ons niet hoeven, dan wij jullie ook niet.’ ”

“Het enige hoopgevende is dat we in België geen getto’s kennen. Je kan mensen moeilijker vergeten als ze letterlijk bij jou in de straat of de wijk wonen. We hebben geen banlieues zoals in Frankrijk of zelfs in Nederland. Maar tezelfdertijd blijkt uit onderzoek dat veel Marokkaanse jongeren in Brussel niet buiten Sint-Jans-Molenbeek komen en zelfs het kanaal niet oversteken, terwijl daar geen muur of stadspoort staat. Dan zie je natuurlijk hoe het ook mentaal speelt. En dat is natuurlijk het moeilijkste om aan te pakken: de mentale grenzen die mensen in hun hoofden hebben.”

Op die manier creëer je ook een rand rond de samenleving, volgens Ceuppens, en geven mensen hun inspanningen tot integratie op. “Ik denk dat je fenomenen zoals Sharia4Belgium op die manier kan verklaren. Want als mensen zich uitgesloten voelen uit de samenleving, uit de structuur, dan reageren ze niet door de anarchie op te zoeken, maar door andere structuren op te zetten. Of het nu gaat om bendevorming of religieuze groeperingen: mensen proberen een alternatieve maatschappij te creëren waarin ze zich wél thuis kunnen voelen. En ze hebben natuurlijk het recht dat te doen. Maar als er werkelijk geen band is die de mainstream-maatschappij en die alternatieve maatschappij met elkaar verbindt, dan zit je natuurlijk met een potentieel probleem.”

“Politici moeten de moed hebben om leiding te geven in de omgang met diversiteit”, besluit ze, “in plaats van zich te verschuilen achter de grote massa van kiezers die er zogezegd ‘niet klaar voor zijn’. Men zegt heel snel: ‘Daar is geen draagvlak voor.’ Misschien klopt dat. Maar als politici de bevolking nooit klaarmaken voor het samenleven binnen een context van superdiversiteit, zal de bevolking dat ook nooit zijn. Het is precies omdat er wetten zijn, omdat het beleid dingen mogelijk kan maken die mensen zullen zien in hun directe omgeving, dat er een draagvlak kan ontstaan en groeien.”

Klik hier voor de pagina over '20 jaar actie. 20 standpunten. Reflecties over de eerste opdrachten van het Centrum'.

Vergelijkbare artikels