‘Ontslagen vanwege de handicap van zijn dochter’

12 december 2013
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Handicap

Voor het eerst spreekt een Belgische rechtbank zich uit over discriminatie door associatie

Vandaag heeft de arbeidsrechtbank van Leuven de uitbater van een fitnesszaak veroordeeld die één van zijn managers ontslaan had vanwege de handicap van diens jongste kind. Het is de eerste keer dat een Belgische rechter een uitspraak doet over zogenoemde ‘discriminatie door associatie’. Daarvan is er sprake wanneer iemand gediscrimineerd wordt vanwege zijn nauwe band met iemand die door de antidiscriminatiewetgeving beschermd wordt.

De man was in 2003 als arbeider bij de zaak begonnen; in 2010 was hij tot verantwoordelijke voor het dagelijkse beheer gepromoveerd – een blijk dat zijn werkgever tevreden over hem was. Later dat jaar werd hij vader van een derde kindje, een dochter. Ze bleek een ernstige handicap te hebben, waardoor ze zorgbehoevend zou zijn. Ze was vier maanden oud toen hij daarover een mail stuurde naar zijn vrienden en ook naar zijn werkgever, om te vermijden dat hij zijn moeilijke verhaal telkens opnieuw moest vertellen. De dag nadien werd hij ontslagen. Van zijn werkgever kreeg hij te horen dat hij door de handicap van zijn dochter in de toekomst onvoldoende gemotiveerd zou zijn en geregeld verlof zou moeten opnemen.

De man klopte aan bij het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, waarop hij en het Centrum de zaak aanhangig maakten bij de arbeidsrechtbank. Ze voerden aan dat het ontslag inging tegen de Antidiscriminatiewet: een arbeidscontract beëindigen vanwege de handicap van een kind ten laste is een direct onderscheid op grond van handicap. Dat onderscheid kan alleen gerechtvaardigd worden als het voor de job in kwestie absoluut noodzakelijk is dat de werknemer geen kind ten laste heeft met een welbepaalde handicap. Als er, met andere woorden, sprake is van een ‘wezenlijke of bepalende beroepsvereiste’. Dat was in dit geval niet zo.

Deze zaak is een schoolvoorbeeld van discriminatie door associatie. In 2008 velde het Europees Hof van Justitie daarover een belangrijk principearrest: in de zaak-Coleman besliste het dat een Britse secretaresse een beroep mocht doen op de Europese richtlijn rond ‘gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep’ omdat ze door haar werkgever gediscrimineerd was op grond van de handicap van haar zoon.

Door de discriminatie door de exploitant van de fitnesszaak te erkennen, en zijn voormalige werknemer een schadevergoeding van zes maanden loon en een aanvullende opzegvergoeding toe te kennen, zorgt de arbeidsrechtbank van Leuven niet alleen voor een Belgische primeur, we kunnen er ook een belangrijk signaal in zien: werkgevers die de ouders van zorgbehoevende kinderen discrimineren louter op basis van veronderstellingen en vooroordelen: het kan niet door de beugel.

Meer informatie?
Lees de brochure ‘Discriminatie van personen met een handicap’ van het Centrum.