Religieuze symbolen bij leerkrachten en niet-onderwijzend personeel

Mag je als leerkracht of niet-onderwijzend personeelslid religieuze symbolen dragen? Wat zegt de rechtspraak hierover? En welke richtlijnen mag je als schooldirectie aan het personeel geven?

Ook als leerkracht of ander personeelslid heb je de vrijheid om je levensbeschouwelijke of religieuze overtuiging uit te drukken. Maar de mate waarin je dat mag doen, hangt af van de school waarin je tewerkgesteld bent (vrij of officieel onderwijs) en van je betrokkenheid bij het pedagogisch proces.

De vrijheid om als personeelslid in het onderwijs je overtuigingen uit te drukken, kan dus op verschillende manieren worden begrensd.

Je werkt in het vrij onderwijs

Vrije scholen zijn tendensondernemingen

Vrije scholen zijn scholen die niet door de overheid werden opgericht. Vaak gaat het om scholen die aan een godsdienst of levensbeschouwing zijn gebonden: bijvoorbeeld katholieke, joodse, protestantse of islamitische scholen. Zo’n vrije school kan beschouwd worden als een tendensonderneming of identiteitsgebonden onderneming. Of een school daaronder valt, kan afgeleid worden uit de missie, visie, statuten en/of het pedagogisch project van de school of haar koepel.

Specifieke uitzondering voor bepaalde functies

Een tendensonderneming is dus gegrondvest op een geloof of levensbeschouwing. De wet voorziet er een specifieke uitzondering voor. Door die uitzondering mogen vrije scholen regels opleggen rond het dragen van religieuze of levensbeschouwelijke symbolen voor bepaalde functies. Ze mogen het dragen van religieuze of levensbeschouwelijke symbolen in specifieke gevallen verbieden. Dat mogen ze bijvoorbeeld doen voor beleidsmatige of leidinggevende functies (zoals directie). Het gaat daarbij om functies waarin werknemers de identiteitsgebonden onderneming ‘vertegenwoordigen’ of instaan voor het beleid of de leidingvoering.

Tendensondernemingen mogen enkel bepaalde regels opleggen als ze kunnen aantonen dat de religie of levensbeschouwing bij die functies een wezenlijke, legitieme en gerechtvaardigde beroepsvereiste is. De onderneming mag dus geen regels opleggen die niet te maken hebben met de grondslag van de school.

En wat met functies die niet beleidsmatig of leidinggevend zijn? Daar mogen veruiterlijkingen van overtuigingen enkel verboden worden als de school dit objectief en redelijk kan rechtvaardigen.

Loyaliteitsprincipe

Een tendensonderneming mag bovendien verlangen van de personeelsleden dat ze trouw en loyaal zijn aan de grondslag van de onderneming. Dat noemen we het loyaliteitsprincipe.

Tot hoever die loyaliteit en trouw moet reiken, is niet duidelijk en moet dus van geval tot geval bekeken worden. Bijvoorbeeld door rekening te houden met de aard en de context van de functie en de mate waarin een personeelslid een onderneming vertegenwoordigt.

Een tendensonderneming kan het loyaliteitsprincipe toepassen op de onderwijsfuncties, maar niet op functies waarbij er geen contact is met de leerlingen of op functies die niet pedagogisch zijn.

Elementen uit het privéleven van werknemers, die deel uitmaken van hun uitoefening van een individuele vrijheid (recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven) mogen niet in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van hun loyaliteit of goede trouw.

Bijv. een katholieke school mag niet weigeren om leerkrachten aan te nemen die gescheiden zijn, want die informatie behoort tot het privéleven.

De uitzonderlijke situatie voor tendensondernemingen heeft ook grenzen: vrije scholen mogen zich er niet achter verstoppen om personeelsleden te discrimineren op basis van andere gronden dan geloof of levensbeschouwing.

Bijv. een katholieke school mag niet weigeren om een leerkrachte aan te nemen omdat ze lesbisch is, ook niet als dit volgens de school botst met het katholieke geloof.

Je werkt in het officieel onderwijs

Officiële scholen zijn georganiseerd door of in opdracht van de overheid. Dat wil zeggen dat officiële scholen beroep kunnen doen op het beginsel van neutraliteit. In het officieel onderwijs heeft een school twee opties:

  • Ofwel kan het schoolbestuur kiezen voor een inclusieve interpretatie van neutraliteit. In dat geval moeten leerkrachten, leerlingen en ander personeel enkel neutraal zijn in hun gedrag, maar mogen ze wel religieuze of levensbeschouwelijke symbolen dragen.
  • Ofwel kan het schoolbestuur kiezen voor een exclusieve interpretatie van neutraliteit. De school verbiedt dan gedeeltelijk of volledig het dragen van religieuze of levensbeschouwelijke symbolen, door te verwijzen naar de neutraliteit van de staat.

Uitzondering: leerkrachten religieus of levensbeschouwelijk onderwijs

Geef je een religieus of levensbeschouwelijk vak? Dan mag je als leerkracht wél religieuze of levensbeschouwelijke symbolen dragen, zowel in het klaslokaal als daarbuiten. Want ook in scholen met een algemeen verbod op het dragen van religieuze of levensbeschouwelijke symbolen, bestaat er een uitzondering voor leerkrachten die levensbeschouwelijke vakken geven. Bovendien mogen ook leerlingen tijdens het volgen van de levensbeschouwelijke vakken religieuze of levensbeschouwelijke symbolen dragen.

Maar: soms discussie

Unia krijgt de laatste jaren steeds meer meldingen van leerkrachten die levensbeschouwelijke vakken geven. Ze gaan over de voorwaarden waaronder de uitzonderingsregeling wordt toegepast. Het gaat vaak over islamleerkrachten die de hoofddoek dragen: zij mogen dan bijvoorbeeld enkel tijdens het lesgeven en in het klaslokaal de hoofddoek dragen. Op alle andere momenten worden ze verwacht om de hoofddoek af te doen.

Volgens Unia en de Raad van State is zo’n regel discriminatoir: ook bij andere (pedagogische) activiteiten, die los staan van het levensbeschouwelijk vak, moet het dragen van religieuze symbolen toegelaten worden. Als leerkracht van een levensbeschouwelijk vak kan je dus niet verboden worden om levensbeschouwelijke symbolen te dragen, omwille van het specifieke karakter van je functie. Lees hierover de verschillende uitspraken van de Raad van State.