Arbeidshof Brussel (Franstalig), 2 maart 2020

2 maart 2020
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Andere gronden
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Arbeidshof

Een vrouw oefende ad interim een leidinggevende functie uit. Nadat ze werd verkozen tot vakbondssecretaris en een voltijdse detachering aanvroeg, werd de ad interim benoeming voortijdig beëindigd. Het arbeidshof oordeelde dat de vrouw werd gediscrimineerd op basis van haar syndicale overtuiging.

Datum: 2 maart 2020

Instantie: arbeidshof Brussel

Criterium: syndicale overtuiging

De feiten   

Een vrouw oefende ad interim een leidinggevende functie uit. Ze werd verkozen tot vakbondssecretaris en vroeg een voltijdse detachering aan naar de vakbond. De werkgever stond die detachering toe, maar meteen werd ook de benoeming ad interim om een leidinggevende functie uit te oefenen voortijdig beëindigd. Dit had een aanzienlijk loonverlies tot gevolg voor de vrouw.

De vrouw meende dat ze werd gediscrimineerd omwille van haar syndicale overtuiging. De vakbond meende dat dit precedent de vakbondsleden zou ontmoedigen om een functie op te nemen bij de vakbond.

Beslissing

Het arbeidshof stelde vast dat er een vermoeden was van discriminatie. Er werd immers voortijdig een einde gesteld aan de ad interim benoeming om een leidinggevende functie uit te oefenen op het ogenblik dat de vrouw syndicaal verlof vroeg.

De werkgever kon vervolgens niet aantonen dat er geen sprake was discriminatie. Volgens de werkgever was de ad interim benoeming gekoppeld aan de voorwaarde dat de leidinggevende functie effectief werd uitgeoefend.  In het arbeidsreglement stond daarom dat een ad interim benoeming werd beëindigd indien de werknemer gedurende meer dan twaalf maanden de functie niet had uitgeoefend. Maar dat was hier niet het geval. Er was nog geen twaalf maand verstreken waarin de vrouw haar leidinggevende functie niet had uitgeoefend. Het was ook niet zeker dat het syndicaal verlof meer dan twaalf maanden zou duren (want het kon op elk ogenblik worden stopgezet).

Het arbeidshof wees op de veroorzaakte schade (loonverlies en ontmoedigen vakbondsleden) en op het niet respecteren van het arbeidsreglement en besloot dat de getroffen individuele maatregel jegens de vrouw geen blijk gaf van een redelijke verhouding tussen het aangewende middel en het nagestreefde doel.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbh. Brussel (Fr.), 2-3-2020 – rolnummer 2019/AB/597