Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, 19 oktober 2022

19 oktober 2022
Actiedomein: Politie en justitie
Discriminatiegrond: Handicap
Gerechtelijk arrondissement: Namen

Een gedetineerde is doof sinds zijn geboorte en krijgt op cruciale momenten geen bijstand van een tolk Gebarentaal in de gevangenis. De rechtbank van eerste aanleg stelt vast dat de Belgische Staat heeft nagelaten te voorzien in redelijke aanpassingen.

Datum: 19 oktober 2022

Instantie: rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen

Criterium: handicap

Domein: politie en justitie

De feiten  

Een gedetineerde wordt eind 2019 overgebracht naar de gevangenis van Andenne. De man is doof sinds zijn geboorte. Tijdens het onthaalgesprek en tijdens zes gesprekken in het kader van het opstellen van een individueel detentieplan was er geen tolk Gebarentaal aanwezig. Er was ook geen tolk Gebarentaal aanwezig tijdens een gesprek met de directie in het kader van een disciplinaire procedure.

Unia was geen betrokken partij.

Juridische kwalificatie

De gedetineerde vond dat de Belgische Staat op grond van artikel 1382 BW aansprakelijk moest worden gesteld wegens het schenden van verschillende wettelijke bepalingen:

  • De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden bepaalt dat gedetineerden bij hun aankomst in de gevangenis worden geïnformeerd over (onder meer) hun rechten en plichten (artikel 19). De basiswet voorziet ook in het opstellen van een individueel detentieplan (artikel 9 en 38).
  • De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie bepaalt dat de weigering om redelijke aanpassingen te treffen voor een persoon met een handicap een vorm van discriminatie is (artikel 14 en 4, 12°).
  • Het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap voorziet eveneens in de verplichting tot redelijke aanpassingen, onder meer voor personen die van hun vrijheid beroofd zijn (artikel 5 en 14).
  • Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verbiedt foltering en onmenselijke of vernederende behandelingen (artikel 3).

Beslissing 

De rechtbank van eerste aanleg oordeelde dat de Belgische Staat had nagelaten om redelijke aanpassingen te treffen voor een persoon met een handicap en dus de betrokkene had gediscrimineerd.

Het niet voorzien in redelijke aanpassingen had verstrekkende gevolgen voor de gedetineerde: “De betrokkene wordt dagelijks geconfronteerd met communicatiebarrières met horende mensen. Ongewild kan hij zijn gesprekspartners niet horen en zijn gebaren worden door de meesten van hen niet begrepen. Volgens de Antidiscriminatiewet moeten doven kunnen beschikken over redelijke communicatiemiddelen en de maatschappij moet haar structuren en handelingen aanpassen om het gedwongen isolement en het gebrek aan participatie van mensen met een handicap te vermijden.”

De rechtbank van eerste aanleg stelt vast dat tijdens acht cruciale – “formele” – gesprekken er geen tolk Gebarentaal aanwezig was. De gesprekken waren belangrijk voor de toekomst en de rechten van de gedetineerde. De Belgische Staat kon niet aantonen dat het onredelijk was om tijdens die gesprekken te voorzien in een tolk Gebarentaal en had de bepalingen over redelijke aanpassingen uit de Antidiscriminatiewet geschonden.

De rechtbank van eerste aanleg voegde daar aan toe dat niet verwacht kan worden dat bij elk informeel contact een tolk Gebarentaal aanwezig zou zijn. Dat zou logistiek en financieel onhaalbaar zijn en was, nog steeds volgens de rechtbank van eerste aanleg, vergelijkbaar met de situatie buiten de gevangenis waar er ook geen bijstand was van een tolk Gebarentaal voor elke informeel contact.

De rechtbank van eerste aanleg oordeelde ook dat het verzuim van de Belgische Staat geen onmenselijke en vernederende behandeling vormde in de zin van artikel 3 EVRM omdat de voor deze bepaling vereiste graad van ernst ontbrak.

De gedetineerde kreeg een schadevergoeding van 2.600 euro, namelijk 650 euro voor het onthaalgesprek, 650 euro voor het gesprek met de directie in het kader van een disciplinaire procedure en 1.300 voor de zes gesprekken in het kader van het opstellen van een individueel detentieplan (die als één geheel werden aanzien).

Aandachtspunt 

In dit arrest herinnert de rechtbank van eerste aanleg eraan dat een dove persoon in bepaalde omstandigheden het recht heeft om de aanwezigheid van een tolk te vragen als vorm van redelijke aanpassing. Dit is bijvoorbeeld ook het geval wanneer een dove persoon door de politie als verdachte wordt gehoord of wanneer die persoon een verklaring aan de politie wil afleggen.

Afgekort: Rb. Namen, afd. Namen, 19-10-2022

Downloads