De feiten deden zich voor op 1 juni 2015, in de marge van een manifestatie voor mensen zonder papieren. Daarop organiseerde Nation de zogenoemde 'maandagen van de legaliteit', waarbij ze leden en supporters opriep elke week naar het Luxemburgplein af te zakken om de manifestaties van de sans-papiers te dwarsbomen. Het was dus op zo'n maandag dat zes leden van het extreemrechtse Nation een dakloze van Poolse afkomst op gewelddadige manier aanvielen, vlak voor het Europees Parlement. De afranseling werd echter door een getuige gefilmd, en de beelden gingen rond op de sociale netwerken. De daders werden snel opgepakt.

De correctionele rechtbank van Brussel oordeelde dat de slagen en verwondingen speciaal waren ingegeven door haat en minachting, omdat de daders oog in oog kwamen te staan met een persoon die de kenmerken belichaamt waartegen zij binnen Nation militeren, met name de herkomst, de financiële situatie/sociale afkomst en de vermeende politieke overtuigingen. Ze waren er immers van overtuigd dat ze met een 'linkse rat' te maken hadden, om het met hun woorden te zeggen.

Uit het strafdossier blijkt dat de leden van Nation het slachtoffer onder de demonstranten hadden gespot en dat ze vanop een caféterras apenkreten nabootsten telkens mensen van zwarte huidskleur voorbijkwamen.

'De antiracisme- en antidiscriminatiewetten voorzien zwaardere straffen (verzwarende omstandigheden) wanneer slagen en verwondingen worden toegebracht met een dergelijk verwerpelijk motief. Dit is dus een duidelijke overwinning in de strijd tegen haat en minachting', besluit Els Keytsman, directeur van Unia.

Beroep in 2021

Eén van de beklaagden, een gewezen leider van de beweging Nation, was in beroep gegaan omdat hij vond dat er geen sprake was van een haatmotief bij de feiten van agressie. Maar het hof van beroep bevestigde met een arrest van 27 januari 2021 de beslissing die de rechter in eerste aanleg had genomen. Zo sloot het hof van beroep zich aan bij de interessante beschouwingen, gemaakt in eerste aanleg.