Discriminatie op grond van geloof door een hogeschool
Een studente wilde zich bij het secretariaat van een hogeschool inschrijven voor de afdeling mode. Ze kreeg te horen dat ze alleen niet voor die richting kon inschrijven en er lessen kon volgen als ze een hoofddoek droeg.
De studente nam contact op met het Centrum. Dat oordeelde dat de hogeschool een onderscheid op grond van een uitdrukking van geloofsovertuiging in het onderwijs maakte.
Het Centrum ontmoette de directie van de hogeschool. Die voerde de volgende twee argumenten aan om studenten te verbieden om tijdens de lessen een hoofddoek te dragen:
1. Neutraliteit: de directie vond dat haar school niet de gepaste plek was om een geloofsovertuiging te uiten.
2. De tegenstelling tussen de hoofddoek enerzijds en de inhoud van bepaalde lessen anderzijds: elke studente moet zowel met mannen als met vrouwen werken, zei de directie. Zo moeten studenten bijvoorbeeld lichamen van het andere geslacht kunnen tekenen. Volgens de directie stond het dragen van de hoofddoek daar haaks op.
Bovendien moeten de studenten kleding op maat maken. Daarvoor moeten ze het lichaam van het model aanraken (bijvoorbeeld om de maat te nemen ter hoogte van de broeksluiting) en moeten ze soms delicate vragen stellen.
Het Centrum herinnerde de directie aan het juridische kader: het wees erop dat het – essentiële – neutraliteitsprincipe wel geldt voor scholen en leerkrachten, maar niet voor de studenten.
Om tegemoet te komen aan de andere bezwaren van de directie, pleitte het Centrum voor minder discriminatoire pistes waarmee de hogeschool hetzelfde doel kon bereiken. Het gaat er dan met name om de mogelijkheid aan te bieden om een beroep te leren zonder bij voorbaat studenten uit te sluiten die hun geloof veruiterlijken.
Na de ontmoeting herzag de directie haar huishoudelijk reglement. Voortaan mag elke student zijn hoofd bedekken, om welke reden ook (gezondheidstoestand, fysieke kenmerken, overtuiging). Die houding komt niet alleen het welzijn van de studenten ten goede, ze rijmt ook met de antidiscriminatiewetgeving.
Vergelijkbare artikels
Europese richtlijn om burgers beter te beschermen tegen discriminatie
Unia is zeer verheugd over de goedkeuring van de richtlijn over normen voor "organen voor gelijke behandeling" door de Raad van de Europese Unie op 7 mei, onder Belgisch voorzitterschap. Dit is een belangrijke richtlijn in de huidige politieke context, omdat ze normen vastlegt om de onafhankelijkheid van gelijkheidsorganen zoals Unia te garanderen, hen te voorzien van voldoende middelen en hun mandaat en bevoegdheden te versterken.
Nood aan betere bestrijding van antisemitisme in België
In een nieuw rapport benadrukt Unia de bijzonderheid van antisemitisme in vergelijking met andere raciale criteria. Ze doet dat op basis van de door haar tussen 2018 en 2022 behandelde dossiers.
Welke neutraliteit in overheidsdiensten?
Op 28 november 2023 oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie in een arrest over het dragen van tekenen van godsdienstige overtuigingen in overheidsdiensten. Het Hof legt geen keuze op, maar wijst erop dat werkgevers altijd voor een inclusieve neutraliteit kunnen kiezen.
Unia gaat in cassatieberoep tegen een arrest dat de deur opent voor willekeurige uitsluiting van minderheden
De rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen besliste op 7 januari 2021 dat de vzw Moeders voor Moeders discrimineert door hulpbehoevende moeders die de islamitische hoofddoek dragen afzonderlijk te behandelen. De vzw is hiertegen in beroep gegaan. Vandaag oordeelde het Antwerpse Hof van Beroep dat de antidiscriminatiewetgeving hier niet van toepassing is.