Discriminatie op grond van geloof door een hogeschool

25 maart 2015
Discriminatiegrond: Geloof of levensbeschouwing

Een studente wilde zich bij het secretariaat van een hogeschool inschrijven voor de afdeling mode. Ze kreeg te horen dat ze alleen niet voor die richting kon inschrijven en er lessen kon volgen als ze een hoofddoek droeg.

De studente nam contact op met het Centrum. Dat oordeelde dat de hogeschool een onderscheid op grond van een uitdrukking van geloofsovertuiging in het onderwijs maakte.

Het Centrum ontmoette de directie van de hogeschool. Die voerde de volgende twee argumenten aan om studenten te verbieden om tijdens de lessen een hoofddoek te dragen:

1. Neutraliteit: de directie vond dat haar school niet de gepaste plek was om een geloofsovertuiging te uiten.

2. De tegenstelling tussen de hoofddoek enerzijds en de inhoud van bepaalde lessen anderzijds: elke studente moet zowel met mannen als met vrouwen werken, zei de directie. Zo moeten studenten bijvoorbeeld lichamen van het andere geslacht kunnen tekenen. Volgens de directie stond het dragen van de hoofddoek daar haaks op.

Bovendien moeten de studenten kleding op maat maken. Daarvoor moeten ze het lichaam van het model aanraken (bijvoorbeeld om de maat te nemen ter hoogte van de broeksluiting) en moeten ze soms delicate vragen stellen.

Het Centrum herinnerde de directie aan het juridische kader: het wees erop dat het – essentiële – neutraliteitsprincipe wel geldt voor scholen en leerkrachten, maar niet voor de studenten.

Om tegemoet te komen aan de andere bezwaren van de directie, pleitte het Centrum voor minder discriminatoire pistes waarmee de hogeschool hetzelfde doel kon bereiken. Het gaat er dan met name om de mogelijkheid aan te bieden om een beroep te leren zonder bij voorbaat studenten uit te sluiten die hun geloof veruiterlijken.

Na de ontmoeting herzag de directie haar huishoudelijk reglement. Voortaan mag elke student zijn hoofd bedekken, om welke reden ook (gezondheidstoestand, fysieke kenmerken, overtuiging). Die houding komt niet alleen het welzijn van de studenten ten goede, ze rijmt ook met de antidiscriminatiewetgeving.

Vergelijkbare artikels

10 december 2021

Hoofddoek toegelaten in de rechtbank: verouderd artikel in Gerechtelijk Wetboek eindelijk aangepast

Sommige rechters eisen nog steeds dat vrouwen hun hoofddoek afdoen in de rechtszaal – ondanks de veroordeling van België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Deze eis stoelt op een letterlijke interpretatie van artikel 759 van het Gerechtelijk Wetboek, dat nu werd aangepast. "Artikel 759 werd aangenomen in de 19e eeuw, in een tijd dat iedereen een hoed droeg," legt Unia-directeur Els Keytsman uit. "Het werd tijd dat België zijn verplichtingen nakwam en dit volkomen achterhaalde artikel wijzigde.”