Een zwaardere straf voor antisemitische pesterijen

24 juli 2014
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: RacismeGeloof of levensbeschouwing

De correctionele rechtbank van Brussel neemt het verwerpelijk motief in aanmerking

De correctionele rechtbank van Brussel heeft het zogenoemde verwerpelijk motief in aanmerking genomen in een zaak rond antisemitische pesterijen. Bij haatmisdrijven of misdrijven die ingegeven zijn door haat, minachting of vijandigheid tegenover een minderheid of een bijzondere groep kan de rechter een zwaardere straf uitspreken.

In deze zaak had de beklaagde twee voormalige hiërarchische oversten sms’en en e-mails gestuurd waarin hij hen bedreigde. Eén van beiden sprak hij expliciet op zijn jood-zijn aan. Hij verwees daarbij veelvuldig naar auteurs, bekende figuren, beelden en gebeurtenissen; zijn boodschappen waren een amalgaam van antizionisme, verwijzingen naar joodse samenzweringen en doodsbedreigingen. De rechter erkende de overwegend antisemitische context van de boodschappen als een verzwarende omstandigheid.

Voor misdrijven ingegeven door haat, minachting of vijandigheid tegenover een persoon op basis van een van de door de antidiscriminatiewetgeving beschermde criteria voorziet het Strafwetboek een verzwaring – tot zelfs een verdubbeling – van de minimumstraf. Afkomst, en dus ook joodse afkomst, is één van die criteria.

Het Interfederaal Gelijkekansencentrum had zich burgerlijke partij gesteld in deze zaak, aan de zijde van de slachtoffers. ‘De strijd tegen haatmisdrijven is één van onze wettelijke opdrachten’, zegt Jozef De Witte, directeur van het Centrum. ‘Als het gaat over antisemitisme, gaat het niet alleen over woorden; het gaat ook over daden. We leven in een klimaat waarin uitspraken als ‘Dood aan alle joden’ niet van de lucht zijn. In zo’n klimaat mag het niet verbazen dat sommigen tot daden overgaan, en zich schuldig maken aan antisemitische pesterijen of agressie.’

De Witte: ‘Een haatmisdrijf is niet alleen traumatiserend voor het slachtoffer en zijn omgeving, het maakt de groep waartoe het slachtoffer behoort ook angstig en onzeker. Het houdt, met andere woorden, een gevaar in voor de democratie en de samenleving in haar geheel. Daarom hebben we ons in deze zaak burgerlijke partij gesteld. Onze samenleving mag niet aanvaarden dat wie dan ook het slachtoffer is van pesterijen, geweld of erger vanwege een onderdeel van zijn identiteit: zijn huidskleur, zijn seksuele geaardheid, zijn handicap, zijn geloof, zijn afkomst enzovoort. Door te erkennen dat daarvan in deze zaak sprake was, heeft de correctionele rechtbank van Brussel een duidelijk signaal gegeven.’

Ter info

In 2013 ontving het Centrum 85 meldingen over antisemitisme en/of negationisme; op basis van die meldingen opende het 50 dossiers. In 33 dossiers waren er voldoende indicaties om van een strafrechtelijke inbreuk te spreken; het ging daarbij vooral om aanzetten tot haat, discriminatie of geweld op het internet.

Vergelijkbare artikels