Politieagenten en de opleiding Diversiteit en Seksuele Geaardheid (dS Weekblad)

12 januari 2015
Actiedomein: Politie en justitie
Discriminatiegrond: Seksuele geaardheid

In de rubriek 'Brood & boter' gaat dS Weekblad op zoek naar de verhalen achter alledaagse parlementaire vragen. Voor de aflevering van het voorbije weekend woonde Filip Rogiers een infosessie van het Interfederaal Gelijkekansencentrum bij over het onthaal van slachtoffers van homofobie door de politie.

Vermannen

Pierre stapt een Brussels politiekantoor binnen. Hij oogt onzeker, aangeslagen. Voor de zoveelste keer is er in zijn brievenbus geplast en werd er sale pédé op zijn gevel geklad. Deze ochtend is hij tegen de muur geduwd en bespuwd. De pesterijen duren nu al een jaar. Ze begonnen nadat hij een feestje had gegeven. De sfeer was flamboyant en dat viel op in de buurt.

‘Wáár woont u, zei u?’ Zo onzeker Pierre, zo assertief de agente die hem ontvangt. 

‘Oei, de Anderlechtse Steenweg.’ Ze schudt het hoofd. Zegt dat ze geen raciste is, maar dat ze er toch geen tekeningetje hoeft bij te maken? ‘Mensen zoals u moeten dubbel op hun hoede zijn in zo’n buurt.’

Ze zucht wanneer blijkt dat Pierre zijn belagers niet kent. Vraagt of hij er nog een even wil over nadenken alvorens aangifte te doen. Misschien is hij meer gebaat bij een assertiviteitstraining? ‘Als u straks buitenstapt, neem een foldertje mee. Ze liggen er voor.’ Hij moet zich vermannen, vindt ze. Ook dat moet hij niet verkeerd begrijpen: ze is racistisch noch homofoob. ‘U bent evenveel waard als een ander hé.’ 

Er wordt gekucht, soms gegniffeld, maar vooral geknikt in het groepje van 15 flikken dat zich verzameld heeft in het zaaltje van het Brusselse Regenbooghuis. Pierre en de agente zijn acteurs, het rollenspel maakt deel uit van een door het Interfederaal Gelijkekansencentrum georganiseerde infosessie over het onthaal van slachtoffers van homofobie.

Pierres verhaal is fictie, maar niet uit de lucht gegrepen. De aanwezigen herkennen de situatie. Dit land heeft sinds ruim een kwarteeuw wetten die racisme, xenofobie en discriminatie bestraffen. Die strijd is recent nog aangescherpt nadat er in 2012 een dode was gevallen: Ihsane Jarfi. Zijn moordenaars zijn onlangs veroordeeld. Voor het eerst werd daarbij door de rechter homofobie ingeroepen als verzwarende omstandigheid.

Maar voor elke Jarfi zijn er honderden Pierres die, als ze al niet wandelen worden gestuurd, toch niet echt geholpen worden. Zelfs als de agent waarop zo’n Pierre dan botst, de wet wel kent. Weten, vóélen wat het is om vernederd te worden, en erger, voor je huidskleur of geaardheid: je decreteert het niet.  

Daarom zitten ze hier ook samen in het Regenbooghuis. Vrijwillig en dus per definitie al gevoelig voor de materie. En toch leren ze hier bij, zullen ze na afloop zeggen. Want is de zaak-Jarfi, jammer genoeg, erg duidelijk, in de dagelijkse politiepraktijk zijn er veel grijstinten. 

‘Stel’, zegt Hans, ‘in het park raken twee homo’s slaags met een derde man. De een zegt dat de ander “vuile homo” heeft geroepen. De ander zegt dat hij gewoon met zijn kinderen door het park wil kunnen wandelen zonder dat hij die dingen hoeft te zien. Moet ik optreden tegen openbare zedenschennis of tegen homofobie?’

Lesgever Elke tracht de aanwezigen ervan te overtuigen om, als ze vermoeden dat er homofobie in het spel is, dat ook meteen te signaleren. ‘Als jullie het niet registreren, zal de rechter het ook niet weten en riskeer je dat een slachtoffer in de kou blijft staan.’

Hakim twijfelt. ‘Het probleem is gratuit geweld dat ongestraft blijft. Waarom noem je het één een haatmisdrijf, het ander slagen en verwondingen? Dat creëert ongelijkheid.’

‘Een misdrijf is altijd traumatisch’, zegt Elke. ‘Maar het maakt een verschil uit voor de verwerking of je in elkaar werd geslagen omdat je op de verkeerde plek op het verkeerde moment was, of om wie je bent. Dan voel je je nergens nog veilig.’

Het gaat hier deze namiddag overigens niet alleen over de straat, ook over de werkvloer. ‘Het is een machowereld’, zegt een aanwezige. ‘Het verandert, maar traag.’ Twee jaar geleden werd daarom gestart met Rainbow Cops. Eén van hen, Johan, kwam 15 jaar geleden uit de kast. Hij vindt dat de Rainbow Cops zich moeten laten zien, op kantoor en op straat. ‘Slachtoffers van homofoob geweld mogen geen schrik hebben om ons kantoor binnen te stappen en aangifte te doen.’

Het brengt ons terug bij Pierre. Na de groepsdiscussie wordt het rollenspel overgedaan. Deze keer laat de agente Pierre uitspreken en opent ze meteen een dossier. Pierre voelt zich niet afgescheept, hij stapt met een iets veiliger gevoel het kantoor weer buiten. 

Véél beter, knikt iedereen hier in het Regenbooghuis. Tot Koen een prozaïsche kanttekening maakt. ‘We zien hier Pierre nu wel in de verhoorkamer’, zegt hij. ‘Maar voor je daar geraakt, moet je natuurlijk eerst wel langs de balie. Daar moet je dan aan iemand die achter dik glas zit, uitleggen wáárom je hier eigenlijk bent.’

Er valt een stilte. 

Koen zet zijn punt kracht bij door een barse stem te imiteren: ‘C’est pourqoui? Comment?!

‘Er is nog werk aan de winkel’, zegt Rainbow Cop Tim. ‘We krijgen wel eens te horen: “Hoezo, jullie emancipatie is toch voltooid?” Ik zou die vraag net zo goed aan de vrouwen hier kunnen stellen.’

De twee vrouwelijke flikken in het gezelschap knikken. Ze weten ook wat het is: te horen krijgen dat ze zich moeten vermannen. Ja, het glas is nog altijd erg dik, de tijd nog lang niet rijp om racisme, homofobie én seksisme te relativeren.

Auteur: Filip Rogiers

Foto: Filip Claus

Bron: dS Weekblad