Op 6 mei 2006 waren R. Mensah en zijn rastavriend A. Bouillon samen op stap in Brugge. In de buurt van de beruchte kroeg De Kastelein waren ze de weg kwijtgespeeld. Het café was gekend als een verzamelplaats van extreemrechts waar ook neonazistische concerten plaatsvonden. Skinheads die in het café een feest hadden bijgewoond, vielen dhr. Mensah en dhr. Bouillon aan. Dhr. Bouillon was wekenlang arbeidsongeschikt; dhr. Mensah lag meer dan een maand in coma in een ziekenhuis te Brugge. Hij werd overgebracht naar een ziekenhuis in Parijs, waar hij elf maanden later overleed.

Drie personen werden vervolgd voor het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen; twee anderen stonden terecht wegens schuldig hulpverzuim. De rechter oordeelde de feiten bewezen en bevestigde het racistische karakter ervan. Uit de onderzoeken blijkt echter dat er geen oorzakelijke verband was tussen het overlijden van dhr. Mensah en de toegebrachte slagen en verwondingen.

De drie beklaagden die terechtstonden voor raciaal geweld werden veroordeeld tot een geldboete en een effectieve gevangenisstraf van respectievelijk vier, drie en twee jaar. De twee anderen kregen een werkstraf van 200 uren. Het Centrum, dat zich burgerlijke partij stelde en de familieleden van het slachtoffer ondersteunde tijdens het proces, ontvangt een schadevergoeding van €1000 op basis van het racistisch motief van de daders. “Deze erkenning van het racistische motief is een belangrijk signaal in de strijd tegen raciaal geweld”, besluit Jozef De Witte, directeur van het Centrum. “Raciaal geweld is onaanvaardbaar. Ieder slachtoffer heeft recht op bijstand en bescherming van politie en justitie zoals in deze zaak het geval was.”