Nota 2004: Vereiste van “vast werk” in het kader van huurovereenkomsten

Het gebeurt regelmatig dat een verhuurder vereist dat een kandidaat-huurder kan aantonen dat hij “vast werk” heeft.

Wij gaan er binnen de dienst niet-raciale discriminaties van uit dat deze vereiste een indirecte discriminatie op basis van fortuin (in de zin van de antidiscriminatiewet) zou kunnen betekenen.

Het betreft immers een ogenschijnlijk neutrale bepaling die als dusdanig een schadelijke weerslag
heeft op personen op wie de discriminatiegrond ‘fortuin’ van toepassing is. Door het vereisen van een vaste arbeidsovereenkomst (en dus van onbeperkte duur?) worden een aantal andere manieren om inkomsten te verwerven genegeerd, zoals inkomsten uit zelfstandige arbeid, vervangingsinkomsten of uitzendarbeid.

De antidiscriminatiewet belet niet dat een verhuurder van een kandidaat-huurder kan verwachten dat
zijn financiële draagvermogen voldoende groot is om het goed in kwestie maandelijks te kunnen betalen. Een verhuurder heeft immers nog steeds het recht om de voor hem meest geschikt geachte
huurder te kiezen. Bij gebrek aan andere objectieve gegevens om die capaciteit te meten, kan intussen de 1/3 – regel (de kosten besteed aan het wonen mogen niet hoger zijn dan 1/3 van het inkomen) worden gehanteerd.

Om de financiële draagkracht te verifiëren kan een verhuurder natuurlijk bepaalde garanties vragen.
Deze garantie kan bestaan in het voorleggen van een arbeidsovereenkomst, maar evengoed het voorleggen van rekeninguittreksels waaruit andere inkomsten blijken. Steeds zal wel het ‘objectieve en redelijke karakter’ van de maatregel moeten worden nagegaan.

Downloads

Vergelijkbare publicaties