Arbeidshof Brussel (Nederlandstalig), 5 september 2023

5 september 2023
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Leeftijd
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Arbeidshof

Een arts werkte als gynaecoloog in een ziekenhuis en moest stoppen op 65-jarige leeftijd. Het arbeidshof oordeelde dat er geen sprake was van discriminatie op basis van leeftijd. De stopzetting was objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel waren passend en noodzakelijk.

Datum: 5 september 2023

Instantie: arbeidshof Brussel

Criterium: leeftijd

De feiten   

Een arts werkte als gynaecoloog in een ziekenhuis. In de overeenkomst met het ziekenhuis stond dat alle artsen op 65-jarige leeftijd moesten stoppen. Hierop kon een uitzondering worden toegestaan door de raad van bestuur, na advies van de medische raad. De arts vroeg een uitzondering, maar die werd geweigerd. Volgens de arts was er sprake van discriminatie op grond van leeftijd. Het ziekenhuis wees onder meer op het gebrek aan collegiaal gedrag door de arts en op de problematische gevolgen daarvan.

De arts kon volgens het arbeidshof feiten aanvoeren die het bestaan van een discriminatie op grond van leeftijd deden vermoeden. Daardoor verschoof de bewijslast naar het ziekenhuis.

Beslissing

Het ziekenhuis kon aantonen dat de leeftijdsgrens van 65 jaar beantwoordde aan legitieme beleidsdoelstellingen, meer bepaald:

  • Het bewaken van de kwaliteit van de medische zorg.
  • Het waarborgen van de continuïteit van de medische zorg.
  • Het garanderen van de collegialiteit binnen het ziekenhuis.
  • Het realiseren van de strategische visie van het ziekenhuis.

Het ziekenhuis kon ook aantonen dat de leeftijdsgrens passend en noodzakelijk was om die doelstellingen te verwezenlijken.  De algemene objectieve leeftijdsgrens van 65 jaar was op alle artsen in het ziekenhuis van toepassing. Dit was te verkiezen boven een situatie waarbij geval per geval zou moeten worden geoordeeld over het tijdstip van stopzetting van de samenwerking.

Het arbeidshof oordeelde dat de stopzetting niet discriminerend was. Het ziekenhuis toonde immers aan dat de arts zich niet collegiaal gedroeg en dat er problemen waren op het vlak van het realiseren van de strategische visie van het ziekenhuis. Om een kwaliteitsvolle dienstverlening te kunnen verzekeren was het passend en noodzakelijk om de samenwerking met de arts stop te zetten.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbh. Brussel (Nl.), 5-9-2023