Rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalige), 14 november 2022

14 november 2022
Actiedomein: Onderwijs
Discriminatiegrond: Geloof of levensbeschouwing
Gerechtelijk arrondissement: Brussel

Een aantal verenigingen en personen hebben derdenverzet aangetekend tegen het vonnis van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg van 24 november 2021. In dat vonnis oordeelde de rechtbank van eerste aanleg dat de Stad Brussel een einde moest stellen aan het verbod op het dragen van religieuze tekenen in een hogeschool.

Datum: 14 november 2022

Instantie: rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalige)

Criterium: geloof of levensbeschouwing

Domein: onderwijs

De feiten  

Een hogeschool van de Stad Brussel verbood in haar huishoudelijk reglement onder meer het dragen van religieuze tekenen. De hogeschool beriep zich op het decreet van 31 maart 1994 van de Franse Gemeenschap (artikel 3) dat de neutraliteit van het gemeenschapsonderwijs definieerde. Enkele meerderjarige studenten die een hoofddoek wensten te dragen vochten dit verbod aan bij de rechtbank.

  • Op 9 mei 2018 besliste de rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalige) om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof.
  • Het Grondwettelijk Hof gaf op 4 juni 2020 het volgende antwoord: artikel 3 uit het decreet van 31 maart 1994 van de Franse Gemeenschap houdt geen schending in van artikel 19 (vrijheid van godsdienst), 23 (recht op een menswaardig leven) en 24 (vrijheid van onderwijs) van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 9 EVRM (vrijheid van godsdienst) en met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM (vrijheid van onderwijs).
  • Op 24 november 2021 oordeelde de rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalige) dat het verbod niet kon worden vastgesteld in een huishoudelijk reglement. Artikel 24, § 5 Grondwet bepaalt namelijk dat de inrichting, erkenning of subsidiëring van het onderwijs door de gemeenschap moet worden geregeld door een wet of decreet. Vervolgens stelde de rechtbank vast dat het verbod een indirecte discriminatie vormde volgens de bepalingen van het Decreet van 12 december 2008 over de bestrijding van sommige vormen van discriminatie van de Franse Gemeenschap. De Stad Brussel moest een einde maken aan de indirecte discriminatie. De Stad Brussel ging niet in beroep tegen het vonnis.

Unia was betrokken partij.

Beslissing 

Enkele verenigingen en een zestigtal individuen tekenden derdenverzet aan tegen het vonnis van 24 november 2021.

Naar aanleiding van het derdenverzet beslist de rechtbank van eerste aanleg Brussel (Franstalige) om drie prejudiciële vragen te stellen aan het Grondwettelijk Hof. De rechtbank wil weten of de volgende drie knelpunten grondwetsconform zijn en of ze onder meer niet in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, het recht op een eerlijk proces en het recht op het beschikken over daadwerkelijke rechtsmiddelen:

  1. Het Decreet van 12 december 2008 over de bestrijding van sommige vormen van discriminatie van de Franse Gemeenschap beperkt de bevoegdheid om in rechte op te treden “in geschillen waartoe het decreet aanleiding geeft” tot rechtspersonen die zich op een collectief belang beroepen (artikel 39 Decreet). “In geschillen” betekent dat dit niet alleen het geval is in het kader van een stakingsvordering, maar ook in het kader van derdenverzet. In het Gerechtelijk Wetboek staat daarentegen dat “ieder” (met een collectief of persoonlijk belang) die niet behoorlijk is opgeroepen, of niet in dezelfde hoedanigheid in de zaak is tussengekomen, derdenverzet kan doen tegen een beslissing die zijn rechten benadeelt (artikel 1122 Gerechtelijk Wetboek). In welke mate is de beperking uit het decreet verenigbaar met de bepalingen over het derdenverzet in het Gerechtelijke Wetboek? 
  2. Rechtspersonen die zich op een collectief belang beroepen en die in het kader van het Decreet van 12 december 2008 in rechte willen optreden, moeten de toestemming hebben van het slachtoffer van de discriminatie (artikel 40 Decreet). Is dit verenigbaar met het derdenverzet? Bij derdenverzet zal het weinig waarschijnlijk zijn dat het slachtoffer toestemming wil geven, waardoor in de praktijk belangenverenigingen niet in rechte zullen kunnen optreden.
  3. Iedereen die een persoonlijk belang kan inroepen, kan derdenverzet aantekenen. Derdenverzet is mogelijk gedurende een periode van 30 jaar. Dat betekent dat er een lange periode is van rechtsonzekerheid. Studenten, onderwijzers … zouden derdenverzet kunnen aantekenen (zelfs tegen een beslissing na derdenverzet) en ‘definitieve’ beslissingen steeds weer in vraag kunnen stellen.

Afgekort: Rb. Brussel (Fr.), 14-11-2022