Wat is een drukpersmisdrijf en wanneer wordt het vervolgd?

In België heeft iedereen het recht om te zeggen wat hij of zij denkt. Dat recht wordt gewaarborgd door de vrijheid van meningsuiting en de drukpersvrijheid. Maar er zijn ook grenzen aan die rechten: in bepaalde gevallen kan het uiten van een mening strafbaar zijn.

    Over drukpersvrijheid en drukpersmisdrijven

    De drukpersvrijheid maakt deel uit van de vrijheid van meningsuiting, en bepaalt dat de drukpers nooit gecensureerd kan worden. Dat wil zeggen dat de overheid nooit op voorhand kan verbieden om een tekst te publiceren.

    Dat wil echter niet zeggen dat alles mag. Wanneer iemand de drukpers misbruikt om een strafbare mening te verkondigen, dan kan de tekst wel na publicatie veroordeeld worden. In dat geval spreken we van drukpersmisdrijven.

    Door welke rechtbank worden daders van een haatboodschap vervolgd?

    Twee zaken zijn belangrijk:

    1. Is er werkelijk sprake van een drukpersmisdrijf? En wie is verantwoordelijk?

    We spreken van een drukpersmisdrijf wanneer iemand een strafbare mening uit in een publicatie (gedrukt of online), en daardoor de strafwetgeving overtreedt.

    In dat geval is de auteur aansprakelijk: de auteur kan dus veroordeeld worden door een rechtbank. Is de auteur niet bekend, of heeft hij of zij geen domicilie in België? Dan is eerst de uitgever vervolgbaar, daarna de drukker en tot slot de verspreider van de tekst. Bij drukpersmisdrijven kan in elk geval maar één persoon aansprakelijk gesteld worden.

    2. Is het drukpersmisdrijf ingegeven door racisme en xenofobie?

    Zo ja: correctionele rechtbank

    Drukpersmisdrijven ingegeven door racisme, xenofobie of negationisme komen in België voor een correctionele rechtbank.

    Voorbeeld:

    Een man die een flyer verspreidt met daarop ‘dood aan alle zwarten’, pleegt een drukpersmisdrijf ingegeven door racisme en xenofobie. Hij kan daarvoor correctioneel veroordeeld worden.

    Zo nee: hof van assisen

    Andere (niet-racistische of -xenofobe) drukpersmisdrijven moeten beoordeeld worden door een hof van assisen, en dus door een volksjury. Dit is een omslachtige en tijdrovende procedure.

    Voorbeeld:

    Een boek dat oproept om alle homo’s van de daken te gooien, valt onder een drukpersmisdrijf ingegeven door homofobie. Dit type drukpersmisdrijf komt voor een hof van assisen.

    Een hof van assisen is dus bevoegd voor alle haatteksten rond religieuze overtuiging of levensbeschouwing, seksuele oriëntatie of elk ander beschermd kenmerk behalve racisme en xenofobie. Maar zo’n assisenprocedure is duur en omslachtig.  Dat zorgt er in de praktijk voor dat personen van dit soort drukpersmisdrijven weinig te vrezen hebben voor strafvervolging.

    Om ervoor te zorgen dat alle haatboodschappen – ongeacht het discriminatiecriterium - op dezelfde manier worden behandeld, pleit Unia voor een herziening van de Grondwet. Meer informatie hierover lees je in aanbeveling 24 van onze evaluatie van de antidiscriminatiewetgeving.