Gevolgen voor personeelsleden van Unia door de uitstap van Vlaanderen: positie van de raad van bestuur

11 februari 2022

Met de terugtrekking van Vlaanderen uit het Samenwerkingsakkoord van Unia wenst de raad van bestuur van Unia zijn grote bezorgdheid te uiten over het lot van het personeel dat door deze beslissing wordt getroffen. 

De Vlaamse regering concretiseert het voornemen om zich uit Unia terug te trekken en een Vlaamse instelling op te richten uit het regeerakkoord van 30 september 2019. Na een intentieverklaring (juli 2021) keurde de regering een ontwerp-oprichtingsdecreet voor de nieuwe Vlaamse instelling goed (december 2021). 

Deze beslissing impliceert een vermindering van de inkomsten van Unia met iets meer dan 900.000 euro per jaar, wat noodzakelijkerwijs gevolgen heeft voor het personeel. Ondanks schriftelijke en mondelinge toezeggingen en de gevestigde praktijk inzake de overdracht van bevoegdheden van de ene instelling naar de andere, heeft minister Somers onlangs laten weten dat het personeel waarop deze beslissing betrekking heeft, niet naar de nieuwe Vlaamse instelling zal worden overgeheveld. 

De raad van bestuur van Unia betreurt deze beslissing ten zeerste, omdat dit de deskundigheid en de inzet van het personeel van Unia negeert. Op korte termijn zal het de instelling ertoe dwingen om ongeveer 10% van haar personeel te ontslaan zonder hen een professionele heroriëntering in overeenstemming met hun competenties te kunnen garanderen. 

Gezien dit gebrek aan overdracht van personeel naar de nieuwe Vlaamse instelling, dringt de raad van bestuur er bij de Vlaamse regering op aan om: 

  • De mogelijkheden te onderzoeken van een heroriëntering van het personeel van Unia in de Vlaamse administratie op vrijwillige basis; 
  • De verantwoordelijkheid te nemen voor haar beslissing, om zich terug te trekken uit Unia, door voldoende financiële middelen te verstrekken om correcte vertrekvoorwaarden te kunnen garanderen aan het getroffen personeel. 

De raad van bestuur betuigt opnieuw zijn steun aan het personeel en de directie van Unia.