Het werk van Unia in 2015, uitgedrukt in cijfers

Een van de wettelijke opdrachten van Unia is om ‘individuele meldingen’ te behandelen. Iedereen kan bij ons terecht met een vraag, een verzoek om tussenbeide te komen, een opmerking of interpellatie over de antidiscriminatiewetgeving en de grondrechten van personen met een handicap, zoals bepaald door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van Personen men een Handicap.

Unia is wettelijk bevoegd voor:

- zowel directe als indirecte discriminatie, de opdracht om te discrimineren, en pesterijen die rechtstreeks verband houden met de criteria bepaald in de antidiscriminatiewetgeving (zie ook de woordenlijst verderop in dit document). Ook redelijke aanpassingen voor personen met een handicap vallen daaronder; 

- haatboodschappen (openbare uitingen van haat: aanzetten tot haat, discriminatie of geweld). Ook cyberhate (haatboodschappen op het internet) valt daaronder;

- haatmisdrijven gedreven door vijandigheid tegenover een persoon of een groep vanwege zijn herkomst, handicap, seksuele geaardheid of een ander beschermd criterium.

Wanneer Unia zich bevoegd acht om een melding te behandelen en wanneer die melding meer is dan enkel een vraag om informatie, dan openen we een dossier. Een melding of dossier kan verband houden men één discriminatiecriterium of verschillende criteria.

In 2015 ontving Unia 4.554 meldingen over vermoedelijke discriminatie en opende het 1.596 dossiers. Dat is een lichte daling in vergelijking met 2014, maar de algemene stijging sinds 2010 houdt aan.

De drie belangrijkste domeinen waren, net als in 2014, goederen en diensten (24% van alle dossiers, waaronder vooral huisvesting), media (23%, waaronder vooral internet, en werk (22% van alle dossiers). Daarna volgden: onderwijs (11%), samenleving (10%, vooral burenruzies en dossiers rond de openbare ruimte) en ‘diverse activiteiten’ (4%, denk bijvoorbeeld aan sportieve of culturele evenementen).

De drie voornaamste discriminatiecriteria waren, net als in 2014, de zogenaamde ‘raciale’ criteria (38% van alle dossiers), handicap (22%) en geloof of levensbeschouwing (19%). Daarna volgden: leeftijd (5%), seksuele geaardheid (5%), vermogen (4%) en tot slot gezondheidstoestand (4%).