Arbeidshof Brussel (Franstalig), 15 februari 2024

15 februari 2024
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Geloof of levensbeschouwing
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Arbeidshof

Tijdens een sollicitatiegesprek bij de Stad Brussel drukt een vrouw haar wens uit om tijdens het werk een islamitisch hoofddoek te dragen. Als gevolg daarvan werd het sollicitatiegesprek stopgezet. Het arbeidshof bevestigt in dit arrest een ordonnantie van de voorzitter van de arbeidsrechtbank van Brussel van 5 december 2022 en oordeelt dat er geen sprake is van directe of indirecte discriminatie op grond van geloof.

Datum : 15 februari 2024

Criterium : geloof of levensbeschouwing

Actiedomein : werk

De feiten   

Een vrouw solliciteerde voor een functie bij de Stad Brussel. Tijdens het sollicitatiegesprek drukte de vrouw haar wens uit om tijdens het werk een islamitisch hoofddoek te dragen. Het arbeidsreglement van de Stad Brussel voorziet evenwel in een exclusieve neutraliteit. Het is verboden om tijdens het werk politieke of religieuze tekenen te dragen. De sollicitatie werd dan ook stopgezet door de Stad Brussel.

In eerste aanleg oordeelde de voorzitter van de arbeidsrechtbank van Brussel dat er geen sprake was van directe of indirecte discriminatie op grond van geloof.

Beslissing

Het arbeidshof maakt in het arrest toepassing van de Brusselse kaderordonnantie van 25 april 2019 met het oog op een beleid voor de bevordering van diversiteit en de bestrijding van discriminatie bij de Brusselse plaatselijke ambtenarij en van de antidiscriminatiewet van 10 mei 2007. Beide verbieden discriminatie of grond van geloof. Daarnaast verwijst het arbeidshof ook naar de vrijheid van godsdienst die wordt gewaarborgd door artikel 19 Grondwet en artikel 9 EVRM.

Net zoals de voorzitter van de arbeidsrechtbank, oordeelt het arbeidshof dat er geen sprake is van directe discriminatie op grond van geloof. De Stad Brussel verbiedt het dragen van politieke en religieuze tekenen tijdens het werk en doet dit zonder enig onderscheid.

Er is evenmin sprake van indirecte discriminatie op grond van geloof, wat eerder ook het standpunt was van de voorzitter van de arbeidsrechtbank. De Stad Brussel streefde met de maatregel een legitiem doel na, namelijk de neutraliteit van de overheidsdiensten. De Stad Brussel koos daarbij voor exclusieve neutraliteit. Het arbeidshof stelt dat de overheden kunnen kiezen tussen exclusieve en inclusieve neutraliteit, maar deze keuze dan wel op een coherente en systematische manier moeten toepassen.

De maatregel was ook proportioneel. Het individuele recht van een werknemer om een islamitisch hoofddoek te dragen werd door het arbeidshof afgewogen tegenover het collectieve belang dat de Stad Brussel nastreefde (namelijk dat ambtenaren die in contact komen met het publiek een neutraal voorkomen moeten hebben) en proportioneel bevonden.

Ten slotte oordeelde het arbeidshof dat er evenmin sprake was van indirecte discriminatie op grond van het geslacht.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbh. Brussel (Fr.), 15-2-2024 – rolnummer 2023/AB/24 en 2023/AB/755