MIVB veroordeeld wegens discriminatie sollicitante met hoofddoek

17 oktober 2022
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Geloof of levensbeschouwing

Unia is tevreden over de uitspraak van de Brusselse arbeidsrechtbank op 3 mei 2021 in de rechtszaak tegen de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB. Mevrouw T., Unia en de Ligue des droits humains waren naar de rechter getrokken.

MIVB had tot twee keer toe geweigerd om een vrouw met hoofddoek in dienst te nemen, ook al had zij de nodige technische competenties voor een administratieve binnenfunctie. Volgens de arbeidsrechtbank kwam dat neer op een rechtstreekse discriminatie op basis van geloofsovertuiging en een onrechtstreekse discriminatie op basis van gender. 

Inconsequent neutraliteitsbeleid dat diversiteit ondermijnt 

Uit de uitspraak blijkt dat het neutraliteitsbeleid bij de MIVB een gebrek aan samenhang vertoont. Volgens dit beleid van de MIVB mag een medewerkster geen hoofddoek dragen maar een mannelijke collega wel een baard hebben, ook al kan dat in sommige gevallen ook wijzen op een geloofsovertuiging of zelfs een politieke overtuiging. De rechtbank constateert dat de MIVB het principe van ‘exclusieve neutraliteit’ inroept voor zijn gebruikers, maar dat is niet strikt noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de reiziger billijk wordt behandeld. 

Volgens de rechter kunnen discriminerende voorkeuren/vragen van cliënten niet worden ingeroepen om discriminatie te rechtvaardigen. Niemand heeft het recht om niet te worden blootgesteld aan andere overtuigingen of meningen. Dit argument sluit aan bij wat het Europees Hof van Justitie verklaarde in het Feryn-arrest: wanneer klanten een vorm van discriminatie wensen, kan dat geen reden zijn om te discrimineren bij de aanwerving van werknemers. In de arresten over de zaken Achbita en Bougnaoui werd geëist om een neutraliteitsbeleid te voeren op een samenhangende en systematische manier. 

Ten gronde zegt de Brusselse arbeidsrechtbank dat de neutraliteit, zoals toegepast bij de MIVB, indruist tegen het streven naar diversiteit dat nochtans wordt voorgesteld als één van de belangrijke waarden van de onderneming. Het gehanteerde concept van neutraliteit bij de grootste Brusselse werkgever, is in strijd met de vrijheid van godsdienst van de personeelsleden en het recht om bij aanwerving niet te worden gediscrimineerd op basis van een overtuiging. 

De rechter gaat niet akkoord het met argument van de sociale vrede in het bedrijf; dat kan namelijk worden opgevat als een mogelijk vooroordeel tegenover gelovigen die hun geloofsovertuiging zichtbaar maken in het algemeen en tegenover vrouwen met een islamitische hoofddoek in het bijzonder. Zij zouden dan worden beschouwd als mogelijke stoorzenders die verhinderen dat hun collega’s in alle sereniteit hun eigen geloof of overtuiging beleven. 

Discriminatie van gesluierde vrouwen 

De rechter zegt dat de feiten neerkomen op een indirecte discriminatie op basis van gender, en baseert zich daarbij op dossiers die Unia tussen 2017 en 2020 behandelde in verband met het verbod om uiterlijke tekenen te dragen of het hoofd te bedekken op de werkvloer; in 95% van de gevallen gingen die dossiers over vrouwen met een islamitische hoofddoek. 

Unia ziet in de uitspraak een intersectionele lezing van de discriminatie zoals ze bestaat bij de MIVB. De rechter houdt rekening met de mix van machtsverhoudingen en discriminaties waarmee vrouwen met een hoofddoek te maken krijgen bij dit type van verbod. 

De rechter heeft de MIVB veroordeeld om een bedrag van 50.920 euro betalen aan het slachtoffer. Dit als vorm van schadevergoeding omdat de vrouw tot twee keer toe niet werd aangeworven. 

Volgens de uitspraak mag de MIVB haar aanwervingsbeleid niet langer baseren op het principe van exclusieve neutraliteit waarbij aan het voltallige personeel wordt verboden om een teken te dragen dat wijst op een geloofsovertuiging, een politieke overtuiging, een filosofische levensbeschouwing.

De zaak wordt niet opnieuw bekeken 

Verschillende partijen die geen betrokken partij waren op het moment van de uitspraak door de arbeidsrechtbank op 3 mei 2021 hebben een tussenkomst door derden ingediend. Dat wil zeggen dat ze zich door de uitspraak van de rechtbank benadeeld voelen en vragen om de zaak opnieuw te bekijken. Op 6 oktober 2022 oordeelde de arbeidsrechtbank deze vraag onontvankelijk omdat de partijen geen belang konden aantonen. De rechter was van oordeel dat de procedure werd gebruikt om druk te zetten op de Brusselse regering wat betreft haar beleid ten aanzien van de MIVB. Nochtans mag een tussenkomst door derden geen politiek doel dienen. De derde partijen kunnen nog in beroep gaan tegen deze beslissing van de rechtbank.