Arbeidsrechtbank Brussel (Franstalig), 13 februari 2020

13 februari 2020
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Andere gronden
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank

Een schoonmaakbedrijf nam een activiteit over met inbegrip van 22 van de 33 werknemers. Een vrouw die lid was van het comité voor preventie en bescherming op het werk werd niet in dienst genomen. De vrouw was van oordeel dat ze werd gediscrimineerd op grond van haar syndicale overtuiging.

Datum : 13 februari 2020

Instantie : arbeidsrechtbank Brussel

Criterium : syndicale overtuiging

De feiten   

Een vrouw werkte sinds 2011 als schoonmaakster in een schoonmaakbedrijf. Ze was effectief lid van het comité voor preventie en bescherming op het werk en plaatsvervangend vakbondsafgevaardigde.

Na een openbare aanbesteding werd de schoonmaakactiviteit op de plek waar ze werkte in 2017 overgenomen door een ander bedrijf. Dat bedrijf nam 22 van de 33 werknemers over. De vrouw werd evenwel niet in dienst genomen door het ‘nieuwe’ bedrijf.  De vrouw meende dat dit kwam omdat ze een syndicaal mandaat uitoefende.

Beslissing

De arbeidsrechtbank oordeelde dat de vrouw geen feiten kon aanvoeren die een vermoeden van discriminatie konden aantonen. Er kon dus geen beroep worden gedaan op de verschuiving van de bewijslast.

Daarnaast verwees de arbeidsrechtbank naar een sectorale CAO van 12 mei 2003 waarin stond dat beschermde werknemers konden vragen om te worden overgedragen naar het ‘nieuwe’ bedrijf. Ze moesten dan afstand doen van hun mandaten en de daarmee gepaard gaande bescherming (en vergoedingen). Volgens de arbeidsrechtbank had de vrouw niet op een geldige manier afstand gedaan van haar mandaten en had ze bepalingen uit de CAO van 12 mei 2003 dus niet gerespecteerd.

In een arrest van 20 april 2023 oordeelde het arbeidshof van Brussel dat de vrouw wel werd gediscrimineerd op basis van haar syndicale overtuiging.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbrb. Brussel (Fr.), 13-2-2020 – rolnummer 18/1920/A