Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (Antidiscriminatiewet)

Context
Onder impuls van de Europese regelgeving onderging de (federale) antidiscriminatiewetgeving in 2003 een grondige hervorming. Naast de – destijds nog uitsluitend van strafrechtelijke aard zijnde – Antiracismewet (1981) en de Genderwet (1999) werd toen de Antidiscriminatiewet van 25 februari 2003 aangenomen. De bescherming tegen discriminatie werd uitgebreid naar een reeks andere criteria, waaronder seksuele geaardheid, leeftijd, geloof of levensbeschouwing en handicap. De burgerrechtelijke benadering (in het bijzonder de mogelijkheid om een vordering tot staking in te stellen) was een belangrijke vernieuwing, ook voor wat betreft de door de Antiracisme- en Genderwet beschermde criteria.
In 2007 onderging de (federale) antidiscriminatiewetgeving opnieuw een belangrijke hervorming, omwille van de volgende redenen:
- de conformiteit met het gemeenschapsrecht op het gebied van de strijd tegen de discriminatie;
- de – rechtstreekse en onrechtstreekse – gevolgen van het arrest nr. 157/2004 van 6 oktober 2004 van het Arbitragehof (dat ondertussen het Grondwettelijk Hof is geworden);
- de nood aan betere coördinatie tussen de verschillende instrumenten van het federale recht op het gebied van de strijd tegen discriminatie;
- meer duidelijkheid in de bevoegdheidsverdeling op het gebied van discriminatiebestrijding in het kader van de federale structuur van België;
- de efficiëntie van de federale instrumenten op het gebied van discriminatiebestrijding verhogen.
De wetgever koos ervoor om drie afzonderlijke wetten te behouden – meer bepaald een gewijzigde Antiracismewet en een nieuwe Antidiscriminatiewet en Genderwet – maar zorgde wel voor een sterke harmonisering op het vlak van de gebruikte begrippen, het materiële toepassingsgebied, de burgerrechtelijke en procedurele bepalingen en het strafrechtelijke luik van de discriminatiebestrijding. De wetten ondergingen en doorstonden een scrupuleuze toetsing aan de Grondwet als gevolg van diverse beroepen tot vernietiging bij het Grondwettelijk Hof.
Evaluatie
Artikel 52 van de Antidiscriminatiewet voorziet in een evaluatie van de toepassing en de doeltreffendheid van deze drie wetten door de Wetgevende Kamers. “Deze evaluatie vindt plaats nadat het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (dat ondertussen Unia is geworden) en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen gehoord werden, op basis van een door een commissie van experts aan de Wetgevende Kamers voorgelegd verslag.” Een Koninklijk Besluit van 18 november 2015 regelt de werking van deze commissie en bepaalt (onder meer) dat Unia het secretariaat ervan waarneemt. In een Koninklijk Besluit van 6 juli 2016 werden de experten en hun plaatsvervangers benoemd. Op deze pagina vind je de evaluatie van de antidiscriminatiewetgeving door Unia in 2017.