Geweld en vernielingen

Twee daders slaan een homoseksuele man in elkaar en laten hem voor dood achter, een man brengt vernielingen en anti-Joodse boodschappen aan in een Joodse buurt, een man beledigt en slaat een Afrikaanse verzorgster, …

    Dit zijn voorbeelden van haatmisdrijven die - naast discriminatie (een ongunstige behandeling omwille van een beschermd kenmerk) en haatboodschappen (het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie) - door de antidiscriminatiewetten verboden worden.

    Een haatmisdrijf bestaat uit twee delen:

    • Er wordt een misdrijf gepleegd, zoals brandstichting, vernieling, slagen en verwondingen, belaging, aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, …
    • Er is bovendien sprake van een haatmotief (juridisch spreken we over een verwerpelijk motief). Dat wil zeggen dat de dader het slachtoffer kiest net omdát die tot een bepaalde groep behoort met een of meerdere beschermde kenmerken. De dader handelt dus uit haat tegen, misprijzen van of vijandigheid ten opzichte van die persoon of groep.

    Als er sprake is van een haatmisdrijf, dan  kan (soms: moet) de rechter een zwaardere straf opleggen. De dader heeft bij een haatmisdrijf vaak als doel om niet alleen één individu maar ook een hele groep te intimideren en te verontrusten. Hij geeft daardoor aan dat bepaalde personen - volgens hem - niet gewenst zijn in de samenleving.

    Hoe bewijs je een verwerpelijk motief?

    Dat een slachtoffer tot een bepaalde groep behoort, bewijst op zich het verwerpelijk motief niet. De drijfveer van de dader is belangrijk. Een rechter zal moeten bepalen of dit verwerpelijk motief bewezen is, en of de dader dus een zwaardere straf moet krijgen. Hij zoekt met andere woorden een antwoord op de vraag:

    “Kan er aangetoond worden dat de dader gedreven werd door misprijzen van of haat en vijandigheid tegen het slachtoffer, en dat op grond van een van de beschermde criteria?”

    Het is bij een haatmisdrijf trouwens niet van belang of het slachtoffer effectief het beschermd kenmerk heeft. Als de daders bijvoorbeeld iemand aanvallen omdat ze denken dat die homo is (ook al is dat niet het geval), dan plegen ze ook een haatmisdrijf.

    Voorbeelden

    • Een man sloeg zijn homoseksuele buurman in elkaar na een uit de hand gelopen burenruzie. De rechter vond dat er geen verwerpelijk motief aangetoond kon worden. Er kon namelijk niet bewezen worden dat de dader zijn slachtoffer koos omdat die homo was.
    • Enkele jongeren sloegen twee mannen in elkaar die hand in hand op straat liepen, en slingerden hen homofobe beledigingen naar het hoofd. De rechter oordeelde dat het verwerpelijk motief wél aangetoond kon worden.   

    Is er bij alle misdrijven met een verwerpelijk motief een strafverzwaring voorzien?

    Nee. Een strafverzwaring voor verwerpelijk motief is voorzien voor sommige misdrijven, maar niet voor allemaal.

    Daarom pleit Unia  ervoor om de strafverzwaring voor meer misdrijven te voorzien. Meer informatie hierover vind je in onze evaluatie van de antidiscriminatiewetgeving (2.5.3.).

    Heb je zelf een haatmisdrijf gezien of meegemaakt?

    Meld het zeker bij de politie en bij ons.