De naleving van de antidiscriminatiewetgeving op het werk controleren

16 december 2018
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Alle gronden

De inspectiediensten moeten gerichte controles kunnen uitvoeren op basis van statistische gegevens die structurele vormen van discriminatie blootleggen. Bijkomend moeten de nieuwe inspectiebevoegdheden gebruikt en geëvalueerd worden.

Gebruik datamining voor gerichte controles en voer ze uit 

In lijn met de parlementaire resoluties rond discriminatie, pleit Unia zoals eerder al aangegeven voor een tweesporenbeleid waarbij preventie en handhaving elkaar aanvullen en versterken. De arbeidsinspectiediensten hebben daarvoor een verandering nodig: van een in hoofdzaak reactief, meldingsgericht toezicht –  waardoor structurele vormen van discriminatie buiten beeld blijven – naar gerichte controles op basis van onder andere statistische ‘knipperlichten’. 

In haar aanbeveling over de rol van de arbeidsinspectie stelt Unia voor om aan de hand van objectieve data structurele discriminatiepraktijken te detecteren. De inspectiediensten moeten kunnen beschikken over geaggregeerde en bewerkte data uit diverse overheidsdatabanken (zogenaamde ‘datamining’ en ‘datamatching’). Het zijn data die nog grotendeels onderbenut blijven voor discriminatiebestrijding, maar wel al ontsloten worden voor de strijd tegen sociale fraude.  

Datamining biedt de inspectie een zicht op welke discriminatiefenomenen zich in welke sectoren, overheidsdiensten, organisaties of bedrijven afspelen op basis van wettelijk beschermde persoonskenmerken. Een bijkomend voordeel is dat de inspectie op deze wijze zicht krijgt op – al dan niet bewuste – discriminatiepraktijken doorheen de verschillende fases van de arbeidsbetrekking, fenomenen die anders onzichtbaar blijven. Bovendien kan ze haar controles in hoofdzaak beperken tot de overheidsdiensten, organisaties of bedrijven waar er objectieve aanwijzingen van mogelijks discriminatoire praktijken zijn (wanneer de knipperlichten oplichten). De inspectie kan hierbij een remediërende aanpak hanteren, door bijvoorbeeld voorstellen te doen om discriminerende aanwervingsprocedures bij te sturen.  

Unia pleit ervoor om op alle beleidsniveaus concrete beleidsinitiatieven te nemen, alsook de nodige middelen vrij te maken om deze datamining te ontwikkelen en te financieren. Zo kan bijv. federaal er een geautomatiseerde data-analyse gebeuren op basis van gegevens uit de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. Op regionaal niveau kunnen er bijv. data uitgewisseld worden tussen de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten en gewestelijke werkgelegenheidsinspectie over sterk afwijkende statistieken op het vlak van arbeidsbemiddeling of de doorstroom naar vast werk na beroepsopleiding, in het kader van beroepskeuzevoorlichting of bij werkgelegenheidsbevorderende overheidsmaatregelen. Unia heeft concrete plannen om op korte termijn een verkennend onderzoek uit te voeren naar het inzetten van datamining voor bovenstaande doeleinden. 

Gebruik en evalueer de nieuwe inspectiebevoegdheden voor praktijktesten 

Op de federale en Brussels gewestelijke bestuursniveaus zijn de afgelopen legislatuur initiatieven genomen om de arbeidsinspectie bevoegd te maken om praktijktesten uit te voeren. Voor Unia is dit een belangrijk signaal: de tijd van het taboe rond praktijktesten is voorbij, stilaan geraakt iedereen ervan overtuigd dat de arbeidsinspectie een cruciale rol te spelen heeft in het handhaven van de strijd tegen discriminatie. Op dit moment worden de eerste testen voorbereid en uitgevoerd. De eerste ervaringen met dit systeem zijn belangrijk om te evalueren en te verbeteren. 

Bij de evaluatie van de bestaande regelgeving op federaal niveau en in Brussel, en voor de invoering ervan in het Vlaamse en Waalse Gewest is het volgens Unia belangrijk stil te staan bij het feit of deze regelgeving het voor de inspectie mogelijk maakt gerichte, proactieve controles uit te voeren, zonder daarbij afhankelijk te blijven van meldingen. 

Datamining is hierbij een nuttig instrument. Het afhankelijk maken van meldingen, de vereiste toelating van de arbeidsauditeur, de mogelijkheid tot testen beperken tot strafrechtelijk gesanctioneerde vormen van discriminatie (namelijk raciale en genderdiscriminatie) … het zijn voorwaarden die vandaag ingebouwd zijn en die Unia graag in de evaluatie opgenomen ziet.  

De auditoraten voelen zich momenteel juridisch soms onzeker om toelating te geven voor een test per telefoon of via plaatsbezoek (met eventueel een geluidsopname). Het systeem lijkt ook onvoldoende soepel om snel aangewend te worden in het kader van een lopende sollicitatieprocedure. Unia vraagt om in een gemeenschappelijke omzendbrief van het College van Procureurs-Generaal en de ministers van Justitie en Werk uniforme criteria uit te werken en praktische richtlijnen aan de auditoraten te geven die deze juridische onzekerheden wegnemen. Unia vraagt ook de federale wettelijke regeling aan te passen indien blijkt dat de voormelde hinderpalen bij de praktische toepassing van de testings blijven bestaan. 

De Brusselse ordonnantie is dus in werking, maar ook hier lijken de inspectiediensten nog te zeer afhankelijk van discriminatiemeldingen in plaats van datamining. In Vlaanderen zou er een systeem van zelfregulering opgezet worden, analoog aan dat van de interim- en dienstenchequesector, maar daarmee is nog maar weinig vooruitgang geboekt. Unia vraagt daarom de bevoegdheden van de Vlaamse inspectie uit te breiden om praktijktesten naar Brussels voorbeeld mogelijk te maken. Dit zal een performante zelfregulering door de sectoren stimuleren. Ook voor Wallonië vraagt Unia om een analoge regeling als in het Brusselse gewest uit te werken. 

Meer in het algemeen wil Unia, zoals voorzien in de omzendbrief COL-13/2013, ‘betreffende het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake discriminatie en haatmisdrijven’, de prioriteiten bepalen per gerechtelijk arrondissement. Unia benadrukt dat de voornoemde ‘datamining’ en ‘richtlijnen voor mystery shopping’ nodig zijn om dit opsporings- en vervolgingsbeleid te ontwikkelen. De arbeidsauditoraten zouden vanuit het College van Procureurs-Generaal en de ministers van Justitie en/of Werk meer gestimuleerd moeten worden om – naar het voorbeeld van de strijd tegen sociale fraude – een coördinerende rol op te nemen tussen de regionale en federale arbeidsinspectiediensten, sociale inspectiediensten, politie en openbaar ministerie.