Rechtspraak over negationisme: analyse van maart 2024

15 maart 2024
Discriminatiegrond: Racisme

De wet van 23 maart 1995 (hierna: Negationismewet) bestraft het in het openbaar ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd

De wet doorstond de toets van het Grondwettelijk Hof dat een aantal verduidelijkingen aanbracht (Grondwettelijk Hof 12 juli 1996, arrest nr. 45/96).

In 2019 werd artikel 20, 5° toegevoegd aan de Antiracismewet. Daardoor is ook het in het openbaar ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van andere genocides strafbaar, voor zover het genocides betreft die werden vastgesteld door een eindbeslissing van een internationaal gerecht (zoals bijvoorbeeld de Rwandese genocide; maar niet de Armeense genocide). Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat die beperking niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel (Grondwettelijk Hof 14 januari 2021, arrest nr. 4/2021). De gekende rechtspraak heeft vooralsnog enkel betrekking op de Negationismewet van 23 maart 1995.

Ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren

Ontkennen is het bestaan van de bedoelde genocide in haar totaliteit loochenen. Goedkeuren betekent dat men zijn goedkeuring hecht aan de bedoelde genocide en wat dit betreft de nazi-ideologie onderschrijft. Vaak wordt de Holocaust op subtielere wijze betwist of gerechtvaardigd aan de hand van pseudowetenschappelijke studies. Daarom is ook het schromelijk minimaliseren en pogen te rechtvaardigen strafbaar gesteld. Het pogen te rechtvaardigen gaat minder ver dan het goedkeuren en streeft ernaar – door het herschrijven van de historische gegevens – de Holocaust op een aanvaardbare manier voor te stellen, en aldus de nazi-ideologie te legitimeren. Bij het strafbaar stellen van het schromelijk minimaliseren, tot slot, is de toevoeging van het begrip schromelijk van bijzonder belang. De wetgever beoogt hiermee het minimaliseren op zeer verregaande en daardoor erge, grove en beledigende wijze (Grondwettelijk Hof 12 juli 1996, arrest nr. 45/96).

In een vonnis van de correctionele rechtbank van Dendermonde werden verschillende leden van de groepering Bloed, Bodem, Eer en Trouw veroordeeld op grond van onder meer de Negationismewet (Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, 7 februari 2014). Ze hadden films te koop aangeboden en teksten opgenomen in het tijdschrift en op de website van de groepering. Het vonnis bevat verschillende voorbeelden van wat moet worden verstaan onder negationisme. Onder andere: het te koop aanbieden en verspreiden van films met de vermelding dat het ging om “een degelijke inleiding tot de these dat er geen zes miljoen stierven” (schromelijk minimaliseren); de suggestie om het concentratiekamp van Auschwitz voor te stellen als kinderspeelgoed (schromelijk minimaliseren); het publiceren van de tekst “de wetenschap gaat enkel vooruit als ze kan aantonen dat mensen blindelings geloven in iets dat er niet is, en dit kan de duivel of zelfs de gaskamers zijn” (ontkennen); het publiceren van de tekst “Hitler is degene die in de wereldgeschiedenis het meest voor de blanken heeft gedaan, en feitelijk voor de hele mensheid, door zijn kordate optreden tegen de Joden” (goedkeuren); het gebruiken van woorden zoals "Holocaust-mythe”, “Holocaust-mythomanie”, “vermeende volkerenmoord” en “Holle Kous-sprookjes” (ontkennen) en het publiceren van teksten zoals “de hypothese die de Holocaust voorlopig nog steeds is” en “dat revisionisten al tientallen jaren de waarheid openbaren” (ontkennen). 

In de zaak Schild & Vrienden werd door de beklaagden geargumenteerd dat de negationistische posts een vorm van “humor” waren. De correctionele rechtbank van Gent oordeelde dat de gebruikte “Humor” bij Schild & Vrienden doelbewust en systematisch werd ingezet om racisme toegankelijk en luchtig te maken. Door het aanmoedigen van het veelvuldig posten van racistische en negationistische ‘humor’ werden de leden doelbewust en gaandeweg overtuigd van hun eigen superioriteit en de noodzaak om de doelstellingen van Schild & Vrienden, via discriminatie en geweld, te bewerkstelligen. Het algemene verweer van de beklaagden dat “wat mopjes delen” toch moet kunnen, was in casu niet toepasbaar, volgens de correctionele rechtbank (Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, 12 maart 2024).

Openbaarheidsvereiste

De negationistische uitlatingen moeten plaatsvinden in het openbaar (meer bepaald in één van de omstandigheden van artikel 444 van het Strafwetboek). De correctionele rechtbank van Mechelen oordeelde dat het opsturen van een dvd aan de ‘Dossin Kazerne Directie’, waarin het bestaan van de gaskamers in twijfel werd getrokken, voldeed aan de openbaarheidsvereiste. De dvd werd toegestuurd aan de ‘Dossin Kazerne Directie' en dus aan een groep personen die met de leiding van een organisatie is belast. Het laatste lid van artikel 444 van het Strafwetboek bepaalt uitdrukkelijk dat het toesturen van een geschrift aan verscheidene personen openbaar is (Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen, 21 maart 2018).

Een besloten Facebookgroep voldoet eveneens aan de openbaarheidsvereiste (bijvoorbeeld: Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde, 6 november 2023; Correctionele rechtbank Leuven, 7 februari 2022 en Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen afdeling Gent, 12 maart 2024).

Brengen van de Hitlergroet als vorm van negationisme

In de rechtspraak werd het brengen van de Hitlergroet aanvankelijk bestraft op grond van het aanzettingsmisdrijf uit artikel 20 van de Antiracismewet (zie de voorbeelden in P. BORGHS, “Hitlergroet in de Belgische strafwetgeving. Het brengen van de Hitlergroet als misdrijf of verzwarende omstandigheid”, NjW 2019, 825-827). De Hitlergroet is immers een historisch beladen groet, die noodzakelijk verwijst naar een fascistisch regime dat bevolkingsgroepen heeft vervolgd en uitgemoord, en kan daardoor intrinsiek worden aangemerkt als ‘drager’ van het aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld (C. DEPREZ en P. WAUTELET, “La question d’incitation à la haine” in J. RINGELHEIM en P. WAUTELET (eds.), Comprendre et pratiquer le droit de la lutte contre la discrimination, Luik, Anthemis, 2018, 223).

Een vonnis van de jeugdrechtbank van Dinant betrof minderjarige leerlingen die hakenkruizen tekenden in hun schriften, uitspraken deden als “I Love Hitler” en de Hitlergroet brachten. Een van de minderjarigen werd veroordeeld op grond van het aanzettingsmisdrijf, maar vrijgesproken voor inbreuken op de Negationismewet. De jeugdrechtbank oordeelde dat er twijfel bestond over het opzet van de betrokkene. Hij was, aldus de jeugdrechtbank, niet of onvoldoende op de hoogte van de wreedheden van het naziregime, en hij kon dus niet wetens en willens de Holocaust rechtvaardigen of goedkeuren (Jeugdrechtbank Dinant, 22 oktober 2001). 2 jongeren hadden hun leraar Frans geviseerd omwille van zijn Joodse afkomst. Ze hadden de Hitlergroet gebracht, “Heil Hitler” geroepen, hakenkruizen getekend en (onder meer) gezegd dat Joden moordenaars waren die baby’s, bejaarden en vrouwen van kant maakten. Ook in deze zaak weerhield de correctionele rechtbank van Brussel het aanzettingsmisdrijf, maar niet de inbreuken op de Negationismewet. Volgens de correctionele rechtbank was niet aangetoond dat het in hoofde van de jongeren ging om een verwijzing naar de Holocaust (maar wel naar, onder meer, de aanslag op de Twin Towers in New York) (Correctionele rechtbank Brussel, 20 oktober 2004). Ook in de zaak van een man die de Hitlergroet had gebracht na een huiszoeking werd geen inbreuk op de Negationismewet weerhouden. De correctionele rechtbank van Dendermonde oordeelde dat niet objectief was aangetoond dat de beklaagde wel degelijk, of voldoende, op de hoogte was van de wreedheden van het naziregime en dat hij niet de intentie had om de Holocaust te rechtvaardigen of goed te keuren (Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, 8 december 2014).

Vanaf 2020 werd het brengen van de Hitlergroet in de rechtspraak wel aangemerkt als strijdig met de Negationismewet. In een vonnis van de correctionele rechtbank van Leuven, over het zogenaamde nazihuis in Keerbergen, werd het brengen van de Hitlergroet veroordeeld op grond van de Negationismewet (Correctionele rechtbank Leuven, 14 juli 2020). Dat was ook het geval in een vonnis van de correctionele rechtbank van Mechelen waarin een man die de Hitlergroet had gebracht in het Fort van Breendonk werd veroordeeld (Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen, 2 juni 2021). Tot slot werd het brengen van de Hitlergroet tijdens een begrafenis van iemand die gekend was in het extreemrechtse milieu door de correctionele rechtbank van Charleroi aangemerkt als een inbreuk op de Negationismewet. De correctionele rechtbank wees erop dat niemand de betekenis kan negeren van de Hitlergroet en de Holocaust (Correctionele rechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, 22 januari 2024).

Een alternatieve Hitlergroet (bijvoorbeeld: Kühnengroet, Wolvengroet …) wordt in de rechtspraak gelijkgesteld met de klassieke Hitlergroet (Correctionele rechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge, 8 november 2022).

Tonen van nazisymbolen als vorm van negationisme

Er is in België geen specifieke strafrechtelijke bepaling die het in het openbaar tonen van nazisymbolen bestraft. Het in het openbaar tonen van nazisymbolen kan wel strijdig zijn met strafbepalingen zoals het aanzettingsmisdrijf (artikel 20 Antiracismewet) en het verbod op het verspreiden van denkbeelden gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat (artikel 21 Antiracismewet) (zie de voorbeelden in P. BORGHS, “Nazisymbolen als vorm van negationisme en aanzetten tot” (noot onder Corr. Leuven, 14 juli 2020), NjW 2021, 184-186).

Het in het openbaar tonen van nazisymbolen kan eveneens een inbreuk vormen op de Negationismewet. Zo werd het aanbrengen van hakenkruizen op de koffers van passagiers die op weg waren naar Tel-Aviv door de correctionele rechtbank van Brussel strijdig bevonden met de Negationismewet (Correctionele rechtbank Brussel, 16 maart 2006). Een man die op Twitter (nu X) afbeeldingen verspreidde die de nazi-ideologie verheerlijkten, allerlei nazi-memorabilia bezat en verschillende tatoeages met nazisymbolen had laten aanbrengen, werd dan weer niet veroordeeld voor negationisme. De correctionele rechtbank van Brussel oordeelde dat de verheerlijking van het naziregime door de beklaagde, die onder meer bleek uit de voorwerpen die bij hem werden aangetroffen en de tatoeages die hij had laten aanbrengen, niet ipso facto een daad van negationisme met zich meebrachten (Correctionele rechtbank Brussel, 11 juni 2019).

Negationistische uitlatingen in de openbare ruimte

Negationistische uitlatingen in de openbare ruimte zijn strafbaar, maar vaak zal het moeilijk zijn om ze te bewijzen. Een man die in de kantine van een bedrijf had gezegd “Hitler is nog te braaf geweest en het vergassen van Joden is slechts een detail in de geschiedenis” werd bestraft op grond van de Negationismewet. De uitspraken waren gefilmd en de correctionele rechtbank van Antwerpen oordeelde dat de beelden als rechtsgeldig bewijs mochten worden gebruikt tegen de beklaagde (Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 27 april 2018). Een leraar Duits, die de Holocaust had ontkend in de klas, werd door de correctionele rechtbank van Verviers veroordeeld op grond van de Negationismewet nadat verschillende getuigenissen van leerlingen waren opgetekend (Correctionele rechtbank Luik, afdeling Verviers, 7 december 2015, bevestigd door Hof van Beroep Luik, 18 oktober 2016). Een Franse komiek die negationistische uitspraken deed tijdens een optreden in België werd in eerste aanleg (Correctionele rechtbank Luik, afdeling Luik, 25 november 2015) en hoger beroep (Het Luikse hof van beroep bevestigt veroordeling Dieudonné) veroordeeld voor negationisme. De politie had één van de optredens bijgewoond, opnames gemaakt en een proces-verbaal opgesteld. Tot slot werd een man veroordeeld door de correctionele rechtbank van Brussel voor negationistische uitspraken die werden gedaan tijdens een televisieprogramma (Correctionele rechtbank Brussel, 12 december 2008, bevestigd door Hof van beroep Brussel, 15 september 2010).

Negationistische uitlatingen op de sociale media

Een groot deel van de rechtspraak over negationisme gaat over uitlatingen op de sociale media. Belangrijk hierbij is het begrip drukpersmisdrijf. Wanneer aan een (potentieel) strafbare meningsuiting een zekere openbaarheid wordt gegeven in een tekst die is vermenigvuldigd door een drukpers of gelijkaardig procedé, dan is er sprake van een drukpersmisdrijf. Digitale verspreiding via internet vorm een dergelijk gelijkaardig procedé (bijvoorbeeld Hof van Cassatie 6 maart 2012, nr. AR P.11.1374.N). Drukpersmisdrijven worden op grond van artikel 150 van de Grondwet beoordeeld door een hof van assisen, behalve wanneer ze ingegeven worden door racisme of xenofobie. Er was lange tijd onduidelijkheid over de draagwijdte van het begrip racisme of xenofobie. Het Hof van Cassatie oordeelde dat artikel 150 van de Grondwet niet verwijst naar enige bijzondere wetgeving en dus verder reikt dan de Antiracismewet (Hof van Cassatie, 13 september 2005).

In een zaak die werd gepleit voor de correctionele rechtbank van Oudenaarde, werd door de beklaagde opgeworpen dat de vele negationistische berichten die hij had geplaatst op sociale media niet waren ingegeven door racisme of xenofobie, maar een vorm waren van discriminatie op grond van (joodse) geloofsovertuiging. Deze stelling werd niet gevolgd door de correctionele rechtbank die oordeelde dat er geen twijfel over kan bestaan dat racisme aan de basis ligt van negationisme. Het is daarbij niet uitgesloten dat dit in sommige gevallen nog wordt versterkt door discriminatie op grond van geloofsovertuiging. Bijkomend kan negationisme dus ingegeven zijn door discriminatie op grond van geloof. Bijgevolg was de correctionele rechtbank bevoegd om te oordelen over negationistische uitlatingen in een besloten Facebookgroep (Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde, 6 november 2023) (bijvoorbeeld ook Correctionele rechtbank Brussel, 21 juni 2006; Hof van beroep Brussel, 23 januari 2009 en Correctionele Rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, 12 maart 2024).

De rechtspraak over negationisme op de sociale media heeft onder meer betrekking op het verspreiden van berichten op Facebook (bijvoorbeeld Correctionele rechtbank Brussel, 13 april 2021; Correctionele rechtbank Luik, afdeling Luik, 18 maart 2021 en Correctionele rechtbank Luxemburg, afdeling Neufchateau, 12 december 2019). Steeds vaker worden negationistische berichten geplaatst op alternatieve sociale mediaplatformen – zoals VK, MeWe en Telegram – omdat ze daar aan minder beperkingen onderhevig zijn en makkelijker hun weg vinden naar gelijkgestemden (bijvoorbeeld Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, 28 februari 2023; Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, 9 november 2022; Correctionele rechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge, 7 oktober 2022 en Correctionele rechtbank Leuven, 7 februari 2022).

Twee beklaagden die onder meer een video hadden gedeeld – met als titel ‘Nazisme et Sionisme ne font qu’un’ – op de website www.assabyle.com werden door de correctionele rechtbank van Brussel veroordeeld voor negationisme en aanzetten tot. De correctionele rechtbank oordeelde dat de beheerders van een discussieforum de inhoud ervan moeten controleren (Correctionele rechtbank Brussel, 21 juni 2006). In hoger beroep werd het misdrijf negationisme niet weerhouden, maar wel het misdrijf aanzetten tot (Hof van beroep Brussel, 23 januari 2009). De correctionele rechtbank van Turnhout veroordeelde een beklaagde die een YouTube-filmpje en memes met negationistische inhoud had gedeeld op de sociale media (Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, 11 oktober 2021, bevestigd door Hof van beroep Antwerpen, 15 september 2022). Een beklaagde die commentaren had geplaatst onder een artikel met als titel ‘Joods Actueel roept op tot cordon sanitaire rond PVDA’ werd eveneens veroordeeld op grond van de Negationismewet. In de commentaren stelde de beklaagde dat hij opnieuw gaskamers wou, genoot van de gebakken vleesgeur van opgestookte Joden, Joden het liefst in de gaskamers zag en vond dat Hitler goed bezig was. Deze commentaren lieten er volgens de correctionele rechtbank van Antwerpen geen twijfel over bestaan dat de beklaagde het gebruik van gaskamers om Joden uit te roeien tijdens de Tweede Wereldoorlog, wilde goedkeuren (Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 9 juli 2015).

In de zaak Schild & Vrienden waren geen negationistische berichten teruggevonden van de eerste beklaagde. Dat nam niet weg dat hij als mededader strafrechtelijk aansprakelijk was. De correctionele rechtbank oordeelde dat de eerste beklaagde de noodzakelijke hulp verschafte om via de Facebook- en Discord-groep negationistische berichten te verspreiden. Bovendien had hij doelbewust het posten van negationistische berichten gestimuleerd, gefaciliteerd en getolereerd (Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, 12 maart 2024).

Tot slot werd in een bepaalde zaak een klacht met burgerlijke partijstelling ingediend door een provider wat leidde tot de veroordeling van een beklaagde op grond van onder meer de Negationismewet (Correctionele rechtbank Brussel, 15 januari 2002).

Verspreiden van negationistische publicaties

Twee broers werden door de correctionele rechtbank van Antwerpen veroordeeld op grond van de Negationismewet voor het verspreiden, verkopen, te koop aanbieden en/of openlijk tentoonstellen van negationistische drukwerken (Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 9 september 2003, bevestigd door Hof van beroep Antwerpen, 14 april 2005). Een man werd veroordeeld door de correctionele rechtbank van Brussel voor het verspreiden van pamfletten waarin onder meer het bestaan van de gaskamers in twijfel werd getrokken en zelfklevers met onder meer de tekst ‘Gaskamers = Leugen’ (Correctionele rechtbank Brussel, 19 juni 2008, ongepubliceerd, bevestigd door Hof van beroep te Brussel, 21 september 2011).

Bestraffing van negationisme en alternatieve maatregelen

De Negationismewet voorziet in een gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en een geldboete van 26 euro tot 5000 euro. De beklaagde kan worden veroordeeld tot de ontzetting overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek (bijvoorbeeld Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 9 juli 2015 en Correctionele rechtbank Antwerpen, 9 september 2003, bevestigd door Hof van beroep Antwerpen, 14 april 2005) en de rechter kan bevelen om de uitspraak bekend te maken in dagbladen of aan te plakken (bijvoorbeeld Hof van beroep Antwerpen, 14 april 2005). Bij veroordeling tot een werkstraf of een autonome probatiestraf kan de rechter aanwijzingen geven opdat de invulling van de straf in verband zou staan met de strijd tegen het negationisme (artikel 37quinquies, § 4 en 37octies, § 4 Strafwetboek).

Een voormalig parlementslid werd door de correctionele rechtbank van Brussel veroordeeld voor negationisme tot een gevangenisstraf en een geldboete omdat hij op zijn website het bestaan van de gaskamers had goedgekeurd (Correctionele rechtbank Brussel, 23 juni 2015). Het hof van beroep van Brussel besliste later om de uitspraak van de veroordeling op te schorten gedurende 5 jaar mits het naleven van een aantal voorwaarden. Een van de voorwaarden was dat de man de concentratie- en uitroeiingskampen van Auschwitz, Birkenau, Majdanek, Treblinka en Dachau bezocht (1 kamp per jaar gedurende een periode van 5 jaar) en van dit bezoek een verslag maakte en op zijn Facebook-pagina publiceerde (Hof van Beroep Brussel, 20 september 2017) (zie ook de nieuwe feiten gepleegd door de beklaagde in Correctionele rechtbank Brussel, 7 mei 2019 waarvoor de beklaagde de opschorting verkreeg van de uitspraak van de veroordeling gedurende een jaar).

In een aantal gevallen werden beklaagden die negationistische berichten hadden geplaatst op sociale media, veroordeeld tot een alternatieve straf zoals het brengen van een geleid bezoek aan de Kazerne Dossin in Mechelen (bijvoorbeeld Correctionele rechtbank Oost Vlaanderen, afdeling Dendermonde, 28 februari 2023| Unia; Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, 9 november 2022 | Unia; Correctionele rechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge, 7 oktober 2022 | Unia; Hof van beroep Antwerpen, 15 september 2022 | Unia en Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, 12 maart 2024 | Unia).

De rechtbank kan op vraag van een burgerlijke partij het herstel van de schade in natura bevelen. Een dergelijk herstel in natura leidde er bijvoorbeeld toe dat een beklaagde alle negationistische berichten die hij op de sociale media had geplaatst, moest verwijderen (Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde, 6 november 2023| Unia) of dat een beklaagde de nazisymbolen die hij op en rond zijn huis had aangebracht moest verwijderen (Correctionele rechtbank Leuven, 14 juli 2020 | Unia).